bijnaam Kaksloot dempen.3 Ook mochten de stedelingen geen vuilnis in de gracht gooien. In 1547 had Alkmaar daarom al vuilnismannen in dienst. Daarnaast zorgde het stadbestuur voor een regelmatige doorstroming van de grachten. Al die maatregelen waren echter onvoldoende; de grachten stonken en besmetten het grond water met ziekten als gevolg. Er moest in de steden met een groeiende bevolking en steeds verdere vervuiling op een andere wijze in water worden voorzien. krijgen? Daarna gaan we ons in de brouwers en hun neringen verdiepen. Het artikel ein digt met de nadagen van de watervoorziening en een oordeel over het belang dat het water voor Alkmaar en omstreken is geweest. De Vecht - en in ons verhaal de Rekere - was voor de lange waterschuiten te smal om te lave ren bij tegenwind. Het kon wel, maar het schoot niet op. Daarom werden de waterschuiten op die vaarten gejaagd met een paard ofgeboomd met In Amsterdam gingen waterhaalders met schui ten vers water aanvoeren. Ze haalden dit al voor 1530 uit de Vecht bij Abcoude.4 In 1844 waren er in de hoofdstad 23 waterschuiten in gebruik. Er zijn maar weinig afbeeldingen van waterschuiten bekend. Er is een model van een Marker waterhaalder in Het Rijksmuseum, maar dit zeewaardige scheepje werd ook ge bruikt voor het slepen van scheepskamelen over Pampus en had daarvoor een specifieke vorm. Een betere afbeelding is die van de zeeschilder Reinier Ooms. Hij tekende rond 1653 een wa terschuit. Het zijn lange en smalle schepen. Het hier afgebeelde schip had een zeiltuig voor de ruimere binnenwateren als het IJ, het Spaarne of de Haarlemmer Meer. Ook ving men regenwater op via het dak. Dat gebeurde op huizen met dakpannen, die aan het eind van de middeleeuwen steeds meer de rieten daken gingen vervangen. Het water liep via een regenpijp in een ton of, in steden waar de huizen tegen elkaar stonden, in een stenen waterkelder onder het huis. In Alkmaar beschikten de meeste huizen over een water- kelder.2 Water - en biergebruik in de stad Voor een goede gezondheid dient een volwas sene tenminste één liter water per dag te drin ken. Dat wordt ons tegenwoordig aanbevolen. Vroeger was die menselijke behoefte aan water natuurlijk niet anders. Sinds oudsher be schikten bewoners over een waterput bij hun huis. Aanvankelijk werd het grondwater met een ketting met schoepen uit de put omhoog gedraaid. De put was open of afgesloten met een houten deksel. De uitvinding van de zui- gerpomp met terugslagklep was een verbete ring. De waterputten kregen toen een onder grondse koepel en waren daardoor afgesloten voor vuil van buiten. Een dergelijke pomp met zwengel is bij oudere lezers misschien nog wel bekend uit hun jeugd. Maar er waren droge perioden dat de tonnen of kelders leeg raakten of het stilstaande water in ton of kelder bedierf. Bovendien kende de stad met zijn dichte bevolking een ander probleem. Dat was het grondwater dat de waterputten voedde. Een riolering ontbrak en de beerputten bij de huizen lekten waardoor het grondwater vervuilde. Ook de grachten waren smerig door afval van slachterijen, leerlooiers of het vollen van textiel. Reeds vanaf het begin van de zes tiende eeuw vaardigden steden als Amsterdam, en ook Alkmaar, keuren uit die het privaat (poephuisjes) boven de gracht of rechtsteekse lozing daarin verboden. In 1561 liet het bestuur van Alkmaar een sloot met de veelzeggende 43 Een brouwers water schuit rechts) tekening Reinier Ooms, 1652-54, Het Rijksmuseum 2 Peter Bitter, ‘De stad versteent.’ In: Geschiedenis van Alkmaar. 3 Idem, ‘Huis, erf en straat.’ In: Geschiedenis van Alkmaar. 4 J.F.M. de Boer, ‘De waterschuit en het drinkwater.’ In: Amstelodamum, mei 1962.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2020 | | pagina 43