In de Eerste Wereldoorlog hadden velen moeite rond te komen. Nederland was wel iswaar neutraal, maar de buurlanden Duits land, België en Engeland waren in oorlog met elkaar. Levensmiddelen, goederen en brand stof werden schaars en daardoor duurder. De kosten van levensonderhoud stegen. Teunis zag zich genoodzaakt in 1917 het aandeel in het huis met erf in Petten te verkopen. Dat was zijn laatste bezit, afgezien van zijn woning in Camperduin waarop waarschijnlijk weinig of geen hypotheek meer rustte. Ondanks de moeilijke tijd zochten mensen nog wel ontspanning aan zee. Als kenner van de zee met zijn stromen was de visser en voormalige dijkwerker een uiterst betrouw bare strandwacht. In september 1916 redde hij twee dames en een jaar later redde hij nog twee vissers van een lek bootje bij Bergen aan Zee, vermoedelijk met zijn eigen vlet. Toen in december 1921 het voormalige slagschip Prince George, dat onderweg naar de sloop tijdelijk ten anker lag, op drift raakte en aan de voet van de Hondsbossche Zeewe ring strandde werden de opvarenden met de wippertros gered. Teunis hielp daarbij, volgens eigen zeggen. Zijn bijdrage zal bescheiden zijn geweest, want de 71-jarige Teunis behoorde niet meer tot de reddingsploeg van Petten en zijn naam wordt ook niet genoemd in het strandingsrapport van de NZHRM. Na de Eerste Wereldoorlog, toen nog Grote Oorlog genoemd, duurde het nog enige tijd voor de Nederlandse economie herstelde. Bo vendien profiteerde niet iedereen direct van de opleving. Vele oud-redders leefden onder armoedige omstandigheden. Ze kregen ineens meer aandacht toen in het najaar van 1922 een Haags journalist over Dorus Rijkers uit Den Helder schreef. Rijkers had bijna vijfoonderd mensen gered en moest op bejaarde leeftijd nog kolensjouwen in de haven om in zijn dagelijkse levensbehoeften te voorzien. Er stroomde geld binnen voor Dorus Rijkers en het socialistische Kamerlid Jan Duijs pleitte voor een pensioenregeling voor de oud redders die in armoede leefden. De verantwoor delijk minister ir. Gerard van Swaaij was bereid voor een behoorlijke pensioenregeling te zorgen indien de conclusie was dat ze in armoede leefden. Hij liet in januari 1923 een onderzoek instellen. De burgemeesters van kustgemeenten moesten rapporteren of er in hun gemeente oud-redders woonden die steun nodig hadden. Schoorlhad geen reddingstation, maar Teunis Brouwer meldde zichzelfbij burgemeester A.J. Peeck. Peeck schreef de minister dat de 72-jarige Brouwer moest leven van 5 gulden ouder domsrente.63 'Hij zoekt nog wel iets om bij te verdienen, maar moet zich veel ontzien, als zijnde te duur' volgens de burgemeester.64 Uit de opgaven van de burgemeesters bleek dat meer dan honderd oud-redders behoefte aan steun hadden. Van Swaay wenste hiervoor 50.000 gulden jaarlijks op de begroting, maar zijn collega, de minister van financiën, was te rughoudend. Bovendien liet de NZHRM we ten dat het aantal arme redders niet meer dan tien bedroeg. Er gebeurde dan ook voorlopig niets. Enkele personen onder wie het liberale Tweede Kamerlid Henri ter Hall wachtten niet langer af en richtten na enkele maanden een fonds voor ondersteuning van redders 63 De wekelijkse ouderdomsrente voor arbeiders van 70 jaar en ouder werd in 1913 ingevoerd door minister Syb Talma. 64 Nationaal Archief, Den Haag, toegang 2.16.56.08, commissie ondersteuning oud-redders, inv.nr. 1,2 en 3, brief Peeck 26 februari 1923. Dorus Rijkers (1847-1928) (foto Chef Kr ca. 1915) 37

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2019 | | pagina 37