ochtend arriveerde de boot. Nog in de duister
nis, 's morgens om vier uur, ging de boot te
water en werden de laatste twaalf mannen van
boord gehaald.41 Alleen kapitein Rowell bleef
achter op zijn schip. In de Pettemer redding
boot was broer Jan één van de roeiers.
Enkele dagen later kwamen bij een gekalmeer
de zee blazers (platbodem vissersschepen)
langszij de Strathmore om het laatste deel van
de lading te lossen. Twee weken na de stran
ding kwam het schip vlot en ging ze in dok
bij de marine in Den Helder voor inspectie.
De schade viel mee en het schip zette zijn reis
voort. Het dagelijks leven ging weer verder,
maar in Callantsoog en Petten bleef het per
soonlijk verlies nog lang voelbaar.
Het bestuur van de reddingmaatschappij in
Amsterdam wilde de toedracht precies weten.
Het vroeg ook of de redders een zwemvest
hadden gedragen. Burgemeester Hulst, die de
hele dag op het strand aanwezig was geweest,
kon niet meer vertellen wie een zwemvest had
gedragen.42 Uit de hoogte van de uitkering aan
de nabestaanden, totaal 1200 gulden per jaar,
bleek dat de NZHRM tot de slotsom kwam
dat de zes slachtoffers geen zwemvest hadden
gedragen.43 De uitkering aan het gezin van een
omgekomen redder zonder zwemvest was na-
melijk 200 gulden per jaar. Had de redder een
zwemvest gedragen dan was dit 300 gulden.
Nabestaanden waren van dit strikte beleid ove
rigens niet op de hoogte.44 Tevens startten de
burgemeesters van Callantsoog en Petten een
inzamelingsactie voor de getroffen families.
Schipper Adriaan Vos leed onder het drama
waarbij vier dorpsgenoten en twee inwoners
uit het naburige dorp het leven lieten. Hij
werd ziek en vond zich ongeschikt voor verder
reddingwerk. De boot kreeg een andere schip
per. In het jaarverslag noemt het bestuur van
de reddingmaatschappij onvoorzichtigheid
de oorzaak van de ramp.45 Dit verwijt in het
openbaar moet voor de voormalige schipper
Vos een extra klap in het gezicht zijn geweest.
Teunis Brouwer meldde zich een maand na de
ramp bij burgemeester Hulst en vroeg of hij in
aanmerking kwam voor een beloning voor zijn
reddingsactie. Die deed zijn best voor hem bij
de reddingmaatschappij. Met succes. Teunis en
zijn Huisduiner kompanen uit de vlet ontvin
gen elk een beloning van 60 gulden. Voor een
dijkwerker was dit een inkomen van wel enkele
maanden. Ook eerde Koning Willem III hen
met een bronzen medaille en oorkonde 'voor
menschlievend hulpbetoon'. De medaille van
Jacob Duit bevindt zich in het Reddingmu
seum in Den Helder. Het Regionaal Archief in
De reddingboot
Constantia en
Sophia die tussen
1868 en 1922
in Petten dienst
deed. De boot was
genoemd naar
de beide dochters
van de schenker.
(Fotocollectie
KNRM, IJmuiden)
Bronzen medaille
'voor menschlievend
hulpbetoon' van
Jacob Duit (Nati
onaal Reddingmu
seum Dorus Rijkers,
Den Helder)
41 NHA, toegang 63, NZHRM, inv.nr. 42,
telegram Hulst 5 december 1882, inv.nr. 24,
strandingsrapport Petten 6 december 1882.
42 Ibidem, inv.nr. 42, brief Hulst 22 december 1882.
43 Idem, inv.nr. 7, notulen periode 1868-1894.
44 Stapel, Menslievend en zelfstandig, 125-128.
45 KNRM archief, NZHRM jaarverslag 1882.
32