Dat was de strandvonder zich bewust. Boven dien zou krachtig optreden hem isoleren in de gemeenschap waarin hij zelf woonde. Het redden verliep in de achttiende eeuw en daarvoor ongeorganiseerd, met bootjes en mannen die toevallig beschikbaar waren. Toen rond 1800 in Engeland een zeewaardige red dingboot werd ontwikkeld door Henry Grea- thead haalde de voormalige equipagemeester van de VOC-werf in Amsterdam Adriaan Titsingh een model van die 'wonderboot' naar Holland.30 Naar het model bouwde hij een reddingboot op ware grootte en bood deze in 1808 aan koning Lodewijk Napoleon aan. Die raakte enthousiast en richtte bij decreet in 1809 's Konings Reddingbootdienst op. Het was de eerste reddingbootdienst ter wereld, met een budget en een directeur die verant woordelijk was voor de inzet, geoefendheid van de bemanning, opslag in botenhuizen en onderhoud van het materiaal. Engeland kende geen reddingorganisatie. Daar was de inspanning versnipperd over verschillende kustplaatsen. De koning die zeer betrokken was bij het wel en wee van zijn onderdanen werd beschermheer. De marinewerven in Rotterdam en Amsterdam kregen opdracht de reddingboten te bouwen. Petten was één van de vijf zeedorpen die een boot kreeg. De boot voldeed in Engeland, maar hier moest hij over het strand worden gesleept. De boot woog 6000 pond (3 ton). Dat bleek te zwaar voor het strand. Een mallejan, een wagen met 4,5 meter hoge wielen, gaf ook geen soelaas. In Petten kregen vijf span paar den de mallejan met boot 'geen haar verder' in het mulle zand. Na twee dagen ploeteren met kettingvijzels van vissersschepen en door de aanleg van een weg van rijshout lukte het uiteindelijk de boot in de loods te krijgen. De boot raakte daarbij beschadigd en er was een forse rekening voor de hulp. Zo verging het ook in andere plaatsen. In Scheveningen werd de boot nog wel gede monstreerd aan Napoleon tijdens zijn bezoek aan Holland in oktober 1811, maar de boten verrichtten geen reddingen. Na de Franse tijd verdween de reddingbootdienst geruisloos uit beeld. In Scheveningen werd de boot en mallejan verkocht. Het bracht niet meer op dan de waarde van brandhout. Ook Pieter Langedijk wilde het reddingmateriaal te gelde maken. In 1819 vroeg hij de gouverneur van Noord-Holland hiervoor toestemming. Hij schreef 'dat uit ondervinding was gebleken dat de boot nutteloos was.' Hij stelde voor de opbrengst ten gunste van de gemeente te laten komen omdat 'bij ons een buitengewone armoede heerst'.31 De gouverneur was niet zo onder indruk van zijn smeekbede en wenste eerst een staat van inkomsten en uitgaven om te bepalen of zijn gemeente inderdaad arm lastig was. Meerdere brieven volgden. Pas na drie jaar volgde een openbare verkoop door de dienst der domeinen. Twee Pettemers werden Uit Engeland afóomstig model van een Greathead- reddingboot. Model van voor 1803. (Nationaal Red dingmuseum Dorus Rijkers, Den Helder) Model van Greathead- reddingboot met mallejan, 1809, (Maritiem Museum Rotterdam) 30 Stapel, Menslievend en zelfstandig, 32-43 31 RAA, Gemeente Petten, inv.nr. 115, Brief Langedijk aan gouverneur, 5 oktober 1819. 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2019 | | pagina 27