banken die de zee braken waardoor de golfslag
tot aan de voet van de duinen liep. Een schuit
lag hier onbeschermd op een smal strand.
In dit licht moet ook het plan van Cornelis
Langerveld, opzichter van de Hondsbossche
Dijk, worden gezien. In 1825 maakte hij een
kaart met een uitwatering vanafhet Noordhol-
landsch Kanaal bij Burgervlotbrug rechtstreeks
via De Hazepolder naar zee. In de monding van
de uitwatering tekende hij twee havenpieren. De
doorstroming zou verzanding van het haven
bekken voorkomen. Petten kreeg hiermee een
haven.18 Zijn plan kwam niet uit de lucht vallen,
want na de Watersnood in Waterland in februari
dat jaar had de Schermer boezem moeite het
overtollige water kwijt te raken.19 Burgemees
ter Langedijk en opzichter Langerveld kenden
elkaar natuurlijk goed. Ze zullen samen over het
plan hebben gesproken. Twee vliegen werden
op deze manier in een klap gevangen: een betere
waterhuishouding voor Noord-Holland en een
haven voor Petten. Het bleef bij een schets.
Na de mislukte initiatieven bleven nog enkele
kustvissers in Petten over. Ze visten met vlet
ten die ze de duinen in sleepten of de dijk op
trokken, zoals de vlettermannen in Huisdui
nen en Den Helder deden. In 1836 werd Jan
Stam erkend als visdroger te Petten.20 Een
bewijs dat de visserij nog niet geheel was
verdwenen.
Een Pettemer vlet
zag er uit als deze 18 RAA,PR 1005121, kaart van C. Langerveld Jzn,
Helderse vlet. 1825.
(olieverf, 19 Wierenga, Watersnood in Waterland, 46-55
H.A. Jaarsma, 1949, 20 RAA, Gemeentearchief Petten, inv.nr. 85,
particulier bezit) stukken betreffende de visserij.
Toen onder invloed van de liberale wetgeving
van minister Thorbecke in 1850 het haring
kaakverbod voor de kustvissers werd opgehe
ven, was het te laat voor Petten. De kustvis
serij in dit dorp herstelde zich niet meer en
bleef een randverschijnsel voor lieden met
kleine bootjes. Visserij was voor de Pettemers
een schamel bedrijf geworden. Teunis zal in
zijn jeugd nog wel enkele Pettemer vissers met
vletten roeiend en wadend langs de vloedlijn
met een zeeg hebben gezien als de vis langs
trok naar zijn paaigebied in de Zuiderzee.21
Pettemer loodsen
Gedurende eeuwen verdienden zeelui van Pet
ten een goede boterham als loods. Het beroep
van loods was een vrij beroep. Maar je kon dit
niet zomaar worden. Sinds 1615 hadden de
Staten van Holland de eisen hiervoor in een
resolutie vastgelegd. In het noordelijk deel van
Holland zorgde de 'Commissie tot de Pilotage
benoorden de Maaze' voor de examinering
van loodsen.
Petten lag aan de ingang van het Schulpengat
dat naar Texelstroom en Zuiderzee leidde.
Het was het meest zuidelijke loodsstation
voor de scheepvaart naar Amsterdam. Bij Den
Helder wisselde de loods. Een binnenloods
nam het daar over. In Petten waren zeven tot
negen loodsschuiten, bemand met zes tot
acht loodsen. Er woonden in 1777 in Petten
en de Hazepolder 66 loodsen.22 Dat is veel op
een bevolking van 500 personen. Nemen we
aan dat een gezin uit vier personen bestaat,
dan was ongeveer de helft van de kostwinners
loods. Het beloodsen vormde voor Petten dan
ook de belangrijkste bestaansbron. De loodsen
vormden een aparte groep in de gemeenschap
en genoten enig aanzien. De meesten woon
den in de Hazepolder, wat in het Pettemer
woongebied de bijnaam 'Goudkust' had.23
De neergang begon tijdens de Bataafsche
Republiek toen beloodsing een taak van de
marine werd. Particulieren mochten nog
21 Na voltooiing van de Afsluitdijk in 1932 kwam
de Zuiderzeeharing niet meer en dit betekende
een abrupt einde van deze vorm van visserij.
22 Dekker, (de pilotage te Petten in de 18e eeuw),
36, 40 ,44.
23 Glas, Petten, stiefcind van de zee, 84.
W
D
w
24