Door de kerstening kreeg de kerk steeds meer invloed en zij verwierf bezit. In 868 bezat de Sint Maartenkerk te Utrecht landerijen met hoeven in Camp, Hargen, Schoorl en Bergen.5 Deze landerijen waren verdeeld in kleine per celen waar boeren van vader op zoon de ak kertjes bewerkten of vee hielden. De meesten waren horigen van de kerk, later ook van de adel. Waren ze vrij, dan pachten ze het land. Slechts een enkele boer bezat zijn eigen land. De kwelders naast de geestgronden over stroomden met enige regelmaat. Het water stroomde vanaf Texel achter de strandwal over het wad. Vanwege de lange afstand naar onze omgeving ging dit rustig en langzaam. Hierdoor bezonken voortdurend kleideeltjes. Een dikke laag pikklei, op sommige plaatsen wel 90 centimeter dik, bedekte het veen in het Rekere stroomgebied. Deze klei pikt (kleeft) aan een schop, vandaar de naam. De pikklei is ondoordringbaar voor water waardoor het land lang nat blijft en minder geschikt is voor landbouw. De Roo, die na de oorlog in opdracht van het Ministerie van Landbouw onderzoek deed naar de bodemgesteldheid van Noord-Kennemerland gaf de klei zelfs een speciale naam, Rekere-klei.6 In 922 ontving graaf Dirk I (f 939) de kerk van Egmond met bijbehorende goederen van de West-Frankische koning als beloning voor zijn steun in de strijd tegen opstandige vazal len. Kort daarna stichtte de graaf in het na bijgelegen Hallem (nu Egmond-Binnen) een houten nonnenklooster en droeg de goederen die hij net had ontvangen over aan het kloos ter.7 Zijn zoon Dirk II verving het houten klooster door een stenen klooster met abdij kerk. Rond 975 was dat gereed. Uit Gent liet hij monniken overkomen om het klooster te bevolken.8 Het klooster kwam onder bestuur van de bisschop van Utrecht. 5 Voets, Kerk tussen wildernis en weidegrond,l2, Goederenlijst Sint Maartenkerk. 6 De Roo, De bodemgesteldheid Noord- Kennemerland, 40-41 en 134 7 De Boer en Cordfunke, Graven van Holland, 17-19. 8 Ibidem, 21. Niet lang daarna, in 988, vestigden monniken uit Egmond in Hargen een kloosterboerderij, een uithof. Dit hof bleef tot 1584 eigendom van de abdij van Egmond. De Munnikenweg in Camperduin herinnert nog aan de aanwe zigheid van de monniken. Sieuwertsen, die zich verdiepte in het bezit in de Harger- en Pettemerpolder, constateerde dat in de late middeleeuwen het grootste deel van die pol der aan de abdij behoorde.9 Het raadsel van Groet Bij de kerstening hoorde het bouwen van ker ken. Van Hargen weten we dat dit buurschap al in 900 een kerk had. Waar de kerk van Har gen heeft gestaan is niet bekend. Hargen had veel last van zandverstuivingen. 'Harig' wat 'droog van de wind' betekent in Middelneder lands wijst daarop. Is de kerk afgebroken en zijn de fundamenten onder de jonge duinen verdwenen? Maar, het is het heel goed mogelijk dat de kerk van Hargen van oudsher op de plek van de huidige kerk van Groet stond, want de naam Groet bestond in 900 nog niet. De naam Hargen kan ook afgeleid zijn van 'hei lig'. Als dat zo is, dan rijst de vraag of de naam Hargen al bestond voor de kerstening? Hiel den de heidense Friezen op de heuvel van de Groeterkerk (heilige) bijeenkomsten? Het was niet ongebruikelijk dat missionarissen kerken lieten bouwen op bestaande heilige plaatsen om oude heidense gewoonten uit te bannen. Zo staat in het Noord-Friese Schwabstedt een kerk op een prehistorische grafoeuvel (fig.2).10 De heuvel van de Kerkbrink in Groet ziet er ten opzichte van zijn omgeving kunstmatig uit. Het enige antwoord op al deze vragen is een archeologisch onderzoek. Alles is moge lijk: dat het toch gewoon een natuurlijk rond duin is, een militair bolwerk tegen invallen van Noormannen of een grafoeuvel uit de bronstijd. Dat laatste lijkt ver terug in de tijd, maar recentelijk is in Heiloo op de strandwal een grafoeuvel uit die periode gevonden. Een terp voor bescherming van mens en vee tegen stormvloeden lijkt mij niet voor de hand lig gen vanwege de hoogte van de strandwal daar. 9 Sieuwertsen, Het land achter de Hondsbossche, 9. 10 Meier, die Eider,124.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2018 | | pagina 7