eeuw eerder drastisch veranderd. 'De percen tages buitenechtelijke geboorten in Schoorl en Groet behoren tot de hoogste van het Noord hollandse platteland in de eerste helft van de 19e eeuw'. Historicus J. Kok meldde in zijn acade misch proefschrift 'Langs verboden wegen' de achtergronden van buitenechtelijke geboorten in Noord-Holland in de periode 1812-1914. En in een een rond 1850 gedaan onderzoek naar de situatie van de landarbeiders in ons land werden in Noord-Holland 'in Zijpe en omgeving' de meest ongunstige omstandigheden aangetroffen. De hoge percentages (bijna 10%) buitenechte lijke geboorten werden geweten aan de 'structu rele armoede'. Het percentage buitenechtelijke geboorten in Schoorl was in 1890 evenwel ge daald tot 1%. Dat was toch op zich eigenlijk wel opmerkelijk, want de economische situatie was toen ook bepaald niet rooskleurig. Er was gebrek aan werk doordat 'de bevolking' in de laatste jaren is toegenomen en de landerijen waarop de meesten hun bestaan moesten zoeken, dezelfde zijn gebleven, terwijl bovendien verscheidene percelen bouwland tot weiland zijn gemaakt en weiland minder werk vereist. Achteruitgang inwonertal Het inwonertal dat in de periode 1850-1880 was toegenomen tot 1450 ging als gevolg van de agrarische crisis achteruit tot 1216 (in 1901). Daarna is er een kentering: Schoorl komt 'in trek als recreatieoord en woonplaats van 'rustende boeren', aldus Goettsch. 'De opening van de tramlijn (Alkmaar-Schoorl) in 1913 verlost ons dorp uit zijn isolement' voegt hij er nog aan toe. Uit de gemeenteverslagen over de periode 1880 1900 blijkt overduidelijk dat de achteruitgang van het aantal inwoners het gevolg is van jaar lijkse vertrekoverschotten. De totale achteruit gang wordt nog getemperd doordat de geboorte cijfers redelijk hoog zijn, zo'n 50 a 60 per jaar, de sterftecijfers redelijk laag (23 a 27). En dat terwijl de burgemeester noteert: 'Het geslacht is niet bijzonder sterk, maar toch sterk genoeg om de zwaarste werkzaamheden die hier voorkomen, te verrichten. Tering komt onder de arbeiders zeer zelden voor.' In het gemeenteverslag over 1888 is sprake van febristyphoides (typhus): twee met dodelijke afloop. Alle kledingstukken en het beddegoed van de overleden is verbrand. 'Bijzondere zieken- en begrafenisfondsen bestaan hier niet; de meeste arbeiders in deze gemeente zijn echter lid van een elders geves tigd begrafenisfonds'. 'Van abnormale (kinder) sterfte is absoluut geen sprake. Arbeidersver enigingen bestaan hier niet.' Stemrecht hadden de arbeiders nog niet, daar was kun inkomen gewoon te gering voor. Slechts 146 mannen waren stemgerechtigd (verdienden meer dan 300 gulden per jaar). Tekort aan werk Er waren tijden geweest dat er 's zomers werk krachten van elders moesten bijspringen bij de oogst. Bekend zijn de Duitse 'hannekemaaiers' en nadat die wegbleven door de industrialisa tie in het Ruhrgebied (ca. 1870), de Gelderse en Overijsselse seizoenswerkers. Die tijd was nu nagenoeg voorbij. Ook werk in de omge ving zoals aan het Noord-Hollands kanaal (ca 1820) en bij de 'verzwaring' van de Honds- bossche en Pettermerzeewering (ca. 1870) was voorbij. Het werk in de zandmennerij was blijkbaar eveneens gering in de crisisjaren van 1880 - 1900. Vandaar dat burgemeester Peeck slechts schrijft dat vanwege de gemeente zoveel mogelijk werk verschaft wordt bij on- derhoud van de wegen. Om hoeveel mensen het gaat wordt niet vermeld. Goettsch schrijft in zijn boek over duinbebos sing dat die 'menige Schoorlaar ofGroeter brood verschafte'. Ja, hij schrijft zelfs dat burgemeester Peeck tegen het eind van de 19e eeuw erop aandrong in de duinen dennen, eiken en wilgen te planten. Maar in het verslag aan de landbouw- commissie wordt daar niet over gesproken. Stoomtram Bello arriveert van War- menhuizen bij het station van Schoorl, Burgemeester Peeck- laan 6 63

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2018 | | pagina 64