Van kwelder tot polder (600-1450) Vorig jaar stelde de afdeling Bergen van de Fietsbond de gemeente voor enkele naamloze fietspaden van een naam te voorzien. Fietsers konden dan gemakkelijker hun weg vinden en het zou ook van nut zijn voor hulpverlenings diensten mocht er iets gebeuren op één van die paden. De paden liggen op eeuwenoude dijken of in weilanden. Na de Tweede Wereldoorlog werden ze bijna allemaal verhard met een laagje asfalt, maar een naam kregen enkele niet. De gemeente Bergen steunde het idee van de Fietsbond en betrok bij de keuze van namen de drie historische verenigingen, waaronder onze. In Schoorl betreft het zes fietspaden die geen naam hebben ofwaarvan de herkomst onze ker is. Het bestuur van Scoronlo raadpleegde enkele van haar leden. Dit resulteerde in een brief naar de gemeente met een voorstel. Dit artikel licht het voorstel toe. Het is ook een mooie aanleiding iets over de bewoning en het ontstaan van de polders te schrijven. Omdat de fietspaden waar het voor onze vereniging om gaat ten noorden van Schoorldam liggen, richt de aandacht zich vooral op dit gebied. Eerst ga ik in op de vroegmiddeleeuwse bewo ning van de strandwallen, daarna op de ontgin ning van de kwelders aan de duinrand met de eerste dijkbouw in de twaalfde eeuw, gevolgd door de oorzaken van wateroverlast en de bouw van zeewerende dijken in de dertiende eeuw. Sinds die tijd liggen de polders met hun dijk jes er nagenoeg ongewijzigd bij. Grootschalige ruilverkaveling heeft niet plaatsgevonden. Slechts enkele sloten zijn rechtgetrokken of gedempt. Enkele dijken zijn weliswaar afgegraven, maar de dijkvoeten bleven. Het Noord-Hollands Kanaal dat in 1824 gereed kwam heeft nog enkele veranderingen veroor zaakt, maar die zijn voor dit verhaal niet van belang. We kunnen zeggen dat het polderlandschap ten oosten van Camp(erduin), Hargen, Groet, Catrijp, Bregtdorp en Schoorl zijn oorspron kelijke middeleeuwse karakter heeft behou den. Dat is in het dichtbevolkte Nederland met een groeiend inwonertal langzamerhand een zeldzaamheid. Dit artikel hoopt bij te dragen aan het besef dat dit gebied bijzonder is en dat daar zorgvuldig mee moet worden omgesprongen. De doorkijkjes vanaf de Hee- reweg en Voorweg naar dit gebied zijn daar voor belangrijk, evenals het zicht vanaf het fietspad in de polder op de duinen waarbij de bebouwing verscholen ligt achter begroeiing. Op deze wijze blijft de band met de cultuur historie van dit unieke gebied in stand. Bewoning op de geestgronden In Noord-Kennemerland zijn drie parallel lo pende strandwallen. Onze dorpen liggen aan de voet van de meest westelijke. Daartussen lagen strandvlakten die met bomen en strui ken waren begroeid. In een natte periode met stilstaand zoet water ging de begroeiing ver teren en heeft hier veenvorming plaatsgevon den. Toen de zee vanaf de vijfde tot negende eeuw geleidelijk steeg en vanuit het noorden opdrong is dit veen bedekt geraakt met klei en zand. Dit leidde tot een kwelderlandschap met prielen en geulen.1 Het kwelderlandschap werd vroeger ook wel 'moor' genoemd, een samentrekking van 'modder'. Dat was de situ atie rond 600 na Christus, het tijdstip dat ik de draad oppak. In die tijd woonden Friezen vanaf Vlaanderen tot de Elbemonding op de strandwallen en op de kleigronden waar ze terpen bouwden om zich te beschermen tegen hoge waterstanden. Ook de eilanden Texel en Wieringen met hun glooiende keileemheuvels bevolkten ze. Het waren kleine verspreide gemeenschappen. Westergo in Friesland was het dichtst bevolkt (fig.1).2 De Friezen vormden een welvarend volk dat handel dreef over zee, voornamelijk naar landen aan de Oostzee, maar ook naar En- 1 De Roo, De bodemgesteldheid Noord- Kennemerland,133-136, veenvorming en afzetting pikklei. 2 Bosatlas geschiedenis van Nederland, 78, Friezen, Franken en Saksen (8e eeuw).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2018 | | pagina 5