Melkkoeien die voor 1880 nog zo'n 250 a 270 gulden opbrachten, waren tien jaar later nog maar 180 a 220 gulden waard. De prijs van schapen daalde in die periode van 20 a 36 gulden naar 16 a 26 gulden. De daling van de veeprijzen werd voor een groot deel veroorzaakt doordat de akkerbou wers 'overschakelden' op veeteelt. De zuivelprijzen daalden (eveneens) door de uitvinding van de 'kunstboter' (margarine), en de wolprijzen kelderden door het grote aan bod van wol (en vlees) uit Australië, Nieuw Zeeland en Argentinië. Sedert de aanleg van het Suezkanaal (1869) waren de 'nieuwe' scha- penlanden dichterbij West-Europa gekomen. De Nederlandse regering was niet bereid de boeren door het heffen van invoerrechten tegen de invoer uit het buitenland te bescher men, omdat men vreesde dat het buitenland dan invoerrechten zou gaan heffen op onze industrieproducten. Grootscheeps onderzoek Men zocht het allereerst in de verbetering van onze eigen productie- en verwerkingstechnieken. Om een beter inzicht te krijgen in de toestand waarin onze landbouw verkeerde is toen van overheidswege een grootscheeps onderzoek ingesteld door een Staatslandbouwcommissie (1886). Ook Schoorl werd bij dit onderzoek betrokken. De meest voorkomende bezwaren en opmerkingen welke in die (gemeentelijke) rapporten tot uiting kwamen waren: De ontwikkeling van de agrariërs werd onvol doende geacht. Verschillende belastingen zo als accijns op zout en vlees en de zogenaamde mutatierechten verschuldigd bij overgang van eigendom (successie- en registratierechten) waren te hoog. Ook waren de pachttermijnen te kort, waar door roofbouw ontstond. De regering heeft de adviezen van de commis sie ter harte genomen. Er was al een Rijks landbouwhogeschool te Wageningen (1876), het onderwijs daar werd nu bevorderd, het belastingsysteem drastisch gewijzigd als ook de pachtwet. Daarnaast is de samenwerking van boeren (coöperatie) van groot belang ge weest en ook de verbetering van de credietver- lening in de landbouw door de oprichting van boerenleenbanken had een positief resultaat. Toch waren het vooral de gewijzigde algemene omstandigheden die de crisis vanaf 1895 deden voorbijgaan; de snel groeiende steden werden door de sterk verbeterde transportmo gelijkheden goede afzetmarkten, vooral van groenten, fruit, zuivelproducten en vlees. Schoorl op 31 december 1888 Op de vraag van de landbouwcommissie 'welke is de algemene toestand der gemeente?' antwoordde burgemeester J.C. Peeck: 'Een vrij geisoleerde agrarische gemeente groot 3287,30 ha (waarvan 1860 ha duin, strand enz.) bewoond door 1421 inwoners (708 mannen, 703 vrouwen). Duin en strand zijn 'geheel onvruchtbaar'. Daarachter ligt een reeks nederzettingen (Aagdorp, Schoorl, Bregtdorp, Catrijp, Groet, Hargen, Camp) op een smalle strook geest gronden waarop akkerbouw en veehouderij. Ten oosten daarvan bevinden zich laaggelegen kleigronden in de Harger, Groeter-, Groot dammer- en Aagtdorperpolder, voornamelijk gebruikt als wei- en hooiland, bemalen door windmolens (van scheprad naar vijzel). 55

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2018 | | pagina 56