Jan Grietenzoon was schepen en een paar
maal burgemeester van Leiden. Zijn naam
wijst op een buitenechtelijke afstamming.
Omstreeks 1400 realiseerde hij in zijn stad
een houten brug over de (Oude) Rijn. On
duidelijk is of hij opdrachtgever, ontwerper of
bouwer was. De brug, de Bostelbrug32, bestaat
nog steeds, hoewel tegenwoordig van steen.
Samen met van Alkemade onderzocht hij in
1404 de mogelijkheid van een verbinding van
Leiden naar zee via de duinen bij Katwijk.
Behalve handel zou de verbinding ook de
waterhuishouding ten goede komen.33 Hieruit
blijkt dat zij ondernemende bestuurders waren
met oog voor waterzaken.
Volgens historicus Jan Romein die vaak op
vakantie ging in Groet en hier vanaf 1959
tot zijn overlijden woonde 'moet die eerste
molen zijn gebouwd door een timmerman uit
Groede (Groet)'.34 Hij hield een slag om de
arm: hij schreef niet 'is gebouwd'. Kennelijk
heeft hij een bron - bijvoorbeeld een kroniek
- gebruikt die hij niet kon verifiëren.35
De naam van de timmerman is onbekend,
evenzo waar de molen precies heeft gestaan.
Voegen we de stukjes informaties echter bij
elkaar dan gooit de Groeter- of Harger polder
hoge ogen omdat de timmerman naar alle
waarschijnlijkheid uit Groet kwam, Floris van
Alkemade hier mogelijk bezittingen had en
genoemde polders te nat waren.
Ook een tweede belangrijke stap werd in onze
omgeving gezet. De bewoners van de buur
schappen bij Schoorl klaagden vanwege de wa
teroverlast dat zij geen water mochten lozen
op het wad van de Zijpe. In 1438 kwam Phi
lips van Bourgondië hen tegemoet en verleen
de de ingelanden van Camp, Groet en Schoorl
toestemming voor het bouwen van een sluisje
in de Schoorlse Zeedijk. Dat werd het Abts
sluisje bij de Abtskolk. Uit de toestemming
van het allerhoogste niveau spreekt het belang
van de Schoorlse Zeedijk voor Kennemerland.
32 Bostel is een bijproduct van bier.
33 Bisschops, 'Een zeehaven voor Leiden?', 37.
34 Romein, De lage landen bij de zee, 27.
35 Romein heeft in zijn boek geen voetnoten
waardoor zijn bron niet is te achterhalen.
Tevens mochten de ingelanden bij het sluisje
een molen bouwen om hun landen droog te
houden, mits deze niet gebruikt zou worden
voor het malen van graan. Die voorwaarde
was gesteld omdat de ambachtsheer het recht
van de wind had, wat hem een deel van de
inkomsten van een graanmolen opleverde. Na
1438 zijn voor windmolens die water maal
den geen vergunningen meer aangevraagd of
afgegeven.36 De toestemming van Philips van
Bourgondië gold kennelijk vanaf dat moment
als richtlijn. Hieruit kan worden opgemaakt
dat de molen bij de Abtskolk de eerste volwas
sen windmolen voor bemaling was, dertig jaar
na de experimentele molen van Jan Grieten-
zoon en Floris van Alkemade.
Toelichting voorstel namen fietspaden
Nu we meer weten over het ontstaan van de
polders boven Schoorldam komen we op
het voorstel van Scoronlo voor namen van
onbenoemde fietspaden. Hiervoor zijn de
kaarten van verschillende instanties vanaf
1675 geraadpleegd. Wat direct opvalt is dat
slordig met namen is omgesprongen. Niet al
leen vroeger, maar ook recentelijk. Het ziet er
naar uit dat de kaartmakers zich lieten leiden
door namen die bij lokale bewoners gangbaar
waren. Het gaat te ver voorbeelden hiervan te
geven. Bovendien valt aan bestaande namen
van wegen met bewoning niets meer te veran
deren.
Hier gaat het om fietspaden die tot voor
kort aangelegd zijn en die geen naam hebben.
Scoronlo hanteerde als uitgangspunt dat de
namen van de buurtschappen zoveel moge
lijk herkenbaar blijven of dat een verwijzing
met de geschiedenis van het landschap wordt
gemaakt. Daarnaast is overzichtelijkheid voor
de fietser belangrijk. Dit leidde tot het vol
gende.
Als eerste. Voor het nieuwe fietspad aan de
zeezijde van de Hondsbossche of Pettemer
Zeewering lijkt de naam 'Hondsbosschepad'
geschikt. De naam verwijst naar het dorpje
Hondsbossche dat in 1421 net als het oude
Petten in zee verdween.
Vervolgens bij de Groeter molen de naam
'Hooge Dijk' voor het fietspad dat twee jaar
36 Westenberg, Kennemer dijkgeschiedenis, 45, 49,
60-61.
13