rsfoi
SUecA
n?ij'r£h<
Ot saam
De raad heeft naar onze streken
een commissaris gezonden om
onderzoek te doen naar hetgeen
zich hier had afgespeeld. De
man heeft degelijk werk verricht.
Hij heeft tal van bestuurders
ten plattelande en kerkelijke
functionarissen gehoord. Hun
verklaringen, onder ede
afgelegd, heeft hij in schrift op
genomen en door de gehoorden
doen ondertekenen of, ingeval
zij de schrijfkunst niet machtig
waren, van een merkteken laten
voorzien. De afgelegde verkla
ringen zijn bewaard gebleven
en bevinden zich nu in het
Algemeen Rijksarchief van het
Koninkrijk België te Brussel.
Het onderzoek blijkt zich vooral
te richten op "nyeuwichcden
inder religie", op onderduikers
aangeduid als "fugitiven ende
latiterendcn" en op goederen
die voor verbeurdverklaring in
aanmerking kwamen.
Voor Schoorl zijn gehoord Pietcr
Jansz, schout van Schoorl en
Camp, Cornelis Simonsz, "clerck
van de dorpe van Schoirle ende
Camp" en heer Willem IJsbrants,
kapelaan van Schoorl. Ook is
gehoord de pastoor van Groet,
destijds een zelfstandig dorp.
Niet gehoord zijn de pastoors
van Camp en van Schoorl. Van
de eerste wordt vermeld dat hij
de reformatie was toegedaan en
dat hij vertrokken was. Kerk
meesters hadden in zijn plaats
een vervanger benoemd. Ook de
pastoor van Schoorl, heer Reijer,
had het kennelijk beter gevon
den naar elders te vertrekken. Al
met al hebben we te maken met
een voor de Schoorlse geschie
denis belangrijk document.
Archiefstukken uit de 16e eeuw
zijn er voor wat betreft Schoorl
niet zo veel. Verder gaat het om
een belangwekkend gebeuren.
Uit het relaas van de getuigen
valt op te maken dat in Schoorl
sprake is geweest van een
reformatorische beweging die
belangrijker was dan in veel
naburige dorpen. Een aanzien
lijke rol heeft daarbij gespeeld
de heer van Brederode, recht
hebbende op het baljuwschap
Brederode, waartoe Schoorl en
Camp behoorden. Naast heer
van Brederode was hij ook heer
van Vianen.
Hij was een van de belangrijkste
edellieden die zich verzetten
tegen koning Philips II. Hij
stond vijandig tegenover de
katholieke kerk.
De belangstelling voor de
hervorming kwam ook zeker
van onder af. Inwoners van
Schoorl nodigden hagepredikers
van elders uit om naar hun dorp
te komen. Eén van de eersten
was de bekende hageprediker
Jan Arentsz Mandemaker uit
Alkmaar. Hij is vier- of vijfmaal
"tot Schoorl comen predicken
op den coeplaats". Hij verbleef
hier dan enige tijd. Ook preekte
hij wel in particuliere huizen,
waar dan psalmgezang te horen
was. Er waren inwoners die hun
kinderen door hem lieten dopen.
Een andere predikant uit Alk
maar was Pieter Cornelisz, een
gewezen visafslagcr, die "opte
plaatse een sermoen deed" waar
twintig a vijfentwintig mensen
hem aanhoorden. Andere
reformatorische predikanten
van elders waren de pastoors
heer Laurens van Ecnigenburg,
heer Pieter Dicricxz van Niedorp
en heer Jan Joerdacnsz van
Petten, "zowel in het openbaar
als secreet optredende". Zij
verbleven dan ten huize van een
drietal inwoners. Het dorpsbe
stuur vond het kennelijk een wat
dubieus gebeuren. Een van de
leiders van de nieuwe richting,
Adriaën Jacobsz, immers vond
aanleiding om samen met een
ander voor ondersteuning naar
Amsterdam te reizen, waar hij
een gesprek had met de heer
van Brederode. "omme eenich
secours oft anders bescheet
nopende de prcdicatie van
denselvcn te hebben".
Hendrik van Brederode was
rechthebbende op het baljuw
schap Brederode maar had een
zekere Sonnenberch aangesteld
om de zaken van het baljuw
schap waar te nemen. Kort na
het Amsterdamse bezoek kwam
Sonnenberch naar Schoorl,
waar hij een vergadering met de
schepenen, de kerkmeesters en
de pastoor belegde. De pastoor,
die reformatorisch gezind
was, kreeg opdracht voortaan
"op sijn gheux te predicken"
hetgeen deze ook gedaan heeft.
Hij wordt door de getuigen
overigens als wankelmoedig
omschreven. Hij zou daarna
nog eenmaal, met Pinksteren,
een misviering gedaan hebben.
Sonnenberch verlangde verder
dat de miskelk en de kerkelijke
gewaden aan hem afgegeven
werden. Deze zijn daarop naar
Haarlem of Vianen afgevoerd.
Door een gezamenlijke actie van
de dorpsbesturen van Schoorl en
Bergen is de kelk weer spoedig
teruggegeven. De Schoorlse
kapelaan heeft het steeds bij de
oude leer gehouden en heeft
na terugkomst van de kelk de
diensten in de kerk voortgezet.
Dit werd hem niet door iedereen
in dank afgenomen. Eenmaal
werd hij toen hij in de herberg
in gesprek was met de waard,
door een drietal mannen vrij
ernstig mishandeld.
Sonnenberch is nog eenmaal
naar Schoorl gekomen waar hij
van het dorpsbestuur betaling
van een bedrag van duizend
daalders verlangde. Aangevoerd
werd dat Brederode het geld
nodig had om de hertog van
Kleef, die op bezoek zou komen,
waardig te kunnen ontvangen.
Aan te nemen valt dat Brederode
dringend om geld verlegen zat
in verband met gewapend verzet
tegen de landvoogd. Dit verzet is
overigens wegens gebrek
aan financiën mislukt. Het
dorpsbestuur heeft bezwaar
gemaakt tegen de betaling.
Uiteindelijk is voor het bedrag
een lening verstrekt op onder
pand van domeingoederen en
het schoutsambt.
Van enige Beeldenstorm is in
Schoorl niets gebleken. Dit in
Cultuur-historische Vereniging Scoronlo mei 2012