H --;r-\+ w yfeynJ^ry y *w cgori Jfeyliffn Ontstaansgeschiedenis oKxfyL^' r^üxrniUny fm u in IiaJm*d>4, S^Arch tr^dcry^ 77,n£ <^c O Genoeg redenen om eens nader te kijken waarom de polder zo bijzonder is en waarom de bestemming "agrarisch gebied van cultuur- wetenschappelijk belang" zou moeten zijn. Figuur Situatie voor de drooglegging van de Zijpe. dat is nog waddengebied In de 8ste eeuw, de tijd dat Willibrord het christendom in onze contreien bracht en door Pepijn II tot bisschop van Utrecht en de Friezen benoemd werd, woonden de mensen boven het IJ alleen op de duinwallen. Vanaf die tijd was het, in het Holoceen gevormde, veen in gaan klinken. Door erosie, ontginning en bin nendringend zeewater was het land zodanig verlaagd dat de zee vrij spel kreeg in grote delen van de Noord kop. Op de hoger gelegen geestgronden en de duinenrij bleef bewoning mogelijk. Het spreekt voor zich dat de bewoners niet alleen van vis konden leven en dus baat hadden bij een achterland waar landbouw en veeteelt mogelijk was. Het zeewater dat vanuit het noorden achter de duinen langs liep en bij Camperduin naar het oosten moest afbuigen, sedimenteerde in het hele gebied maar het meest langs de randen. Zie figuur 1. Grondbo ringen geven aan dat er tussen de bovenlaag en de veenbasis vijf verschillende kleilagen lig gen, wat op vijf langer durende overstromingen duidtHet is logisch te veronderstellen dat de bewoners van Hargen, Camp en Petten al in een heel vroeg stadium schorren min of meer veilig stelden voor eigen gebruik. De schorren waren bijzonder geschikt voor schapenteelt en dat bood de vissers behalve voedsel ook handelswaar. Dat was mogelijk omdat, in tegenstelling tot de Groeterpolder en de Grootdam mer polder, mogelijkheid tot afwatering nabij was. Het is nu nog steeds zo dat de grondwaterstroming vanuit de Pettemerpolder naar het noorden stroomt. Ook had men aanvankelijk aan kaden, zoals de Kamperkade, voldoende om het water buiten te houden. Pas na 1100 ontstond de noodzaak om de Schoorlse zeedijk en de Slaperdijk te transformeren in "echte" dijken. Het is zeer waarschijnlijk dat het gebied ruim voor het jaar 1000 in gebruik was. Dat kan men ook afleiden uit de archiefgegevens van de abdij van Egmond. Deze abdij, gesticht in 922, had van Graaf Dirk II (vóór zijn sterfjaar omtrent 983), 11 V* hoeve gekregen.2) In een nog niet gepubliceerd artikel van Siewertsen, waarin hij reconstructies bespreekt die hij heeft gemaakt van de Pettemer- en Hargerpolder anno 1371,1571 en 1682, wijst hij op de mogelijkheid dat deze elf hoeven zich bij Camp bevonden, hier wordt in 1571 nog steeds over elf hofsteden gesproken. Opsommingen in de abdijbezit tingen zoals "de eersten tot en met de achtenden slach van den Hoflande" en namen als Grote Hof ven ne, Westerhof ven ne, Luttike Hofvennc en Bachuse (gezamenlijke bakplaats) van de percelen in de Hargerpolder wijzen er sterk op dat er een ge meenschap in de vorm van een hofstelsel is geweest, voordat de abdij zich hier manifesteerde. Het hofstelsel stond voor een gesloten economische gemeen schap waarbij de boeren de pacht met producten en arbeid betaalden. De grootgrondbezit ter huisde in de vroon hoeve, dat vanwege de daar gehouden rechtsspraak ook dinghof werd genoemd. In de abdij-lijst van 1388 wordt zowel de dinghof als de Vroenweg genoemd.1) Als Siewertsen gelijk heeft betekent dit, dat in ieder geval een deel van de Pettemer- en Hargerpolder al ruim voor 1100 in gebruik was. Dat betekent niet dat de polder zonder hulp van de abdij behouden was gebleven tegen de heftige stormvloeden in de 11de en 12de eeuw. Na de aanleg van de Schoorlse Zeedijk, als sluitstuk van de Westfriese Omringdijk, omstreeks 1250 leek het gevaar aan de noordzijde voor het grootste deel geweken en kwam de druk vanaf de Noordzee op de westzijde te staan, waar de duinen noorde lijk van Camp steeds smaller werden. Toch was het aan de Kamperkade, de grens tus sen de Pettemerpolder en de Marino rorfltf. J", Jf e Cultuur-historische Vereniging Scoronlo december 2oos '7JVO rV.l

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2008 | | pagina 5