I
Hcijhgh\
Qi^nam
voor zichzelf in het tehuis
waardoor de per 1 juli reeds
ingaande overeenkomsten met
twee plaatselijke huishoude
lijke krachten geen doorgang
vonden. Dit arbeidsconflict
duurde het hele jaar alvorens
financiële genoegdoening voor
een afronding zorgde.
De leiding over deze toen
zogenoemde vrije vluchtelingen
lag bij de Doopsgezinde ds. S.
Spaans en zijn echtgenote en
daarna bij ds. Abraham Mulder.
Cohen schrijft keurig dat al
spoedig bleek dat het tehuis
ongeschikt werd bevonden
voor winterverblijf en, wat
huisvesting en voeding betreft,
te kostbaar. In brieven nog
aanwezig op het tehuis staat
dat ds. Mulder eind augustus
overhaast heeft moeten
"vluchten" naar Elspeet met
zijn beschermelingen omdat de
soldaten toen al aan de poort
stonden. Gedoeld wordt op
Nederlandse mobilisanten.
Het gaat dan om de kosten die
dat overhaaste vertrek heeft
opgeleverd want de matras
sen zijn naar een plaatselijke
groenteboer gegaan, de stoelen
naar de pastoor en de klokken
naar de burgemeester.
De door de vluchtelingen
meegenomen levensmiddelen
naar het Doopsgezind Broeder
schaphuis te Elspeet blijken in
oktober 1939 nog verrekend te
moeten worden met het DGB te
Schoorl, dat trouwens toen ook
nog geld moest krijgen voor de
huisvesting van de inmiddels
weer vertrokken militairen.
Andere
opvangplaatsen
Het protestantse Comité,
was na Schoorl zo gelukkig
een definitieve woonplaats te
vinden voor de groep in het
pensionaat St. Joseph te Sluis.
Na een voorlopige oplossing
te hebben gevonden in het
tehuis te Elspeet en in het kamp
Zeeburgerdijk te Amsterdam.
Dezelfde plaats Sluis waar
ook het Katholieke Comit zijn
beschermelingen had onderge
bracht.
Als vrije vluchteling werd
men daar niet bewaakt en de
kinderen gingen gewoon naar
de plaatselijke school. In mei
1940 werden bij de nadering
van de Duitse troepen de 117
bewoners van het kamp te Sluis
door Nederlandse militairen
geëvacueerd naar Frankrijk.
Daar doorleefden ze een
angstige tijd zonder veel geld,
zonder papieren en beschouwd
als vijand keerden 82 van hen
terug naar Sluis. Zij werden
overgebracht eerst naar Hoorn
en later naar Westerbork. Daar
woonden de gedoopte Joden in
afzonderlijke barakken.
Het Protestants Comité, was,
evenals het Joodse in mei,
vóór de inval, gedwongen de
Regering te melden dat de
geldmiddelen ten einde raakten
en dat slechts beperkte zorg
mogelijk was. Zorg heeft niet
alleen een instrumenteel aspect
maar houdt ook in oog hebben
voor de situatie van de ander,
empathie. Zo was de Synode
er in geslaagd met de Duitsers
een overeenkomst te sluiten
dat zij, die voor 1 januari 1940
Protestants gedoopt waren, niet
zouden worden gedeporteerd.
Deze belofte is, ironisch
genoeg,in zoverre door de
Duitsers gehouden dat na
overbrengingen naar There-
sienstadt velen ook van de
groep van Schoorl door het
Rode Kruis en de nadering van
de Amerikaanse troepen en de
intocht van de Russen het van
de dood hebben gered.
B.A. van Dijk
Cultuur-historische Vereniging Scoronlo december 2008
77 j n iiQJmt
Lijst van geraadpleegde literatuur:
Cohen, David, Zwervend en Dolend,
loodse vluchtelingen in Nederland in
de jaren 1933 -1940, Haarlem: De
Erven Bohn, 1955.
De Jong, Lou. Hel Koninkrijk der
Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog, dl. 1. Den Haag:
Staatsuitgeverij, 1969.
Michman, Jozeph, Beem, Hartog en
Michman, Dan, Pinkas, Geschiedenis
van de joodse gemeenschap in
Nederland, Amsterdam: Contact,
1992.
Presser, Jacques, Ondergang, Den
Haag: Staatsuitgeverij, 1963.
Roon. Ger van. Protestants Nederland
en Duitsland 1933-1941, Utrecht: Het
Spectrum, 1973.
Noten
(1) Zie ondermeer Dam
Kampelmacher, Gevecht om te
overleven. Mijn diaspora na de
Anschluss, Uitgeverij Verbum,
Laren, 2008.
(2). Voor de kwestie jood of Jood heb
ik zoveel mogelijk gevolgd wat
Jan Remkema hierover zegt op
bladzijde 143 van zijn
Schrijfwijzer, SDU Uitgevers, Den
Haag, derde druk 1998. Gaat het
over de afstammelingen van
aartsvader Jacob in de niet-religi-
euze betekenis dan wordt de
kapitaal gebruikt, anders de klei
ne letter.
(3). Bij het DGB te Schoorl is enige
correspondentie aanwezig van
voor 1940 welke op jaar is
bewaard nog zonder inventaris.