een verklaring voor het gerecht,
door de doop of als dissident.
Dat principe was overal
ongeveer hetzelfde. In Neder
land hebben de Duitsers - haast
onopgemerkt - een koppeling
gemaakt tussen godsdienst
en "ras" met Verordening Nr.
189/40 waarin het begrip Jood
werd omschreven op grond van
afstamming en niet meer op
grond van godsdienst. (Van de
ingezetenen van Schoorl is later
tenminste voor één gezin deze
Verordening fataal geworden)
In Duitsland en Oostenrijk
waren de aantallen gedoopten,
uitgetredenen en dissidenten
groot (300.000 - 400.000).
Gedoopten waren er ongeveer
50.000 en veelal waren die
gemengd gehuwd. Onder
de vluchtelingen telde men
in de beginjaren niet veel
christenen. Dat verklaart dat
het Protestants Hulpcomité
voor uitgewekenen om ras en
geloof en het Katholiek Comité
voor Vluchtelingen officieel pas
in 1936 werden opgericht en
eerst volop actief werden na de
November-pogrome van 1938.
De vraag komt op waarom
afzonderlijke Comités voor
gedoopte Joden terwijl Protes
tantse en Katholieke groepen
zich al inzetten voor de Joodse
vluchteling in het algemeen.
Het belangrijkste motief gold
dat men in Nederland zelf
de geestelijke zorg voor de
gedoopten ter hand wilde
nemen. De bereidheid daartoe
zou via die comités bovendien
breder zijn.
Onder de vluchtelingen
bevonden zich ook predikanten
en geestelijken die die zorg ook
uitoefenden. We zullen daar
later een voorbeeld van zien
bij de Joodse vluchtelingen in
Schoorl waaronder zich een
prominente geestelijke bevond.
Deze geestelijk verzorgers
vonden min of meer aanslui
ting bij de bestaande kerken in
Nederland. Een ander aspect
voor de verschillende aanpak
betrof de verhouding tussen
Joden en gedoopte Joden die
wanneer in groepen onderge
bracht vaak moeizaam was.
Denk aan de noodzaak voor
rust op de Sabbath en het
ritueel voedsel. In die tijd was
zo'n scheiding ook geaccep
teerd zolang de bedoeling maar
hetzelfde was.
Quotum
De zucht om Duitsland te
ontvluchten nam onder de
gedoopte Joden in 1938 concrete
vormen aan en de Minister
van Justitie ontving duizenden
verzoeken. Voor de twee
niet-Joodse comités stelde de
Regering ieder het lage quotum
van 300 personen vast.
Nu wilde het dat verschillende
Protestantse organisaties kerke
lijke al langer contacten hadden
in Duitsland en Oostenrijk en
zij aldus in hun adviserende
rol konden aangeven welke uit
die duizenden naar Nederland
konden komen.
Maar al wilde onze Regering
die gekozenen wel toelaten dat
wilde nog niet zeggen dat die
ook inderdaad kwamen.
De formaliteiten die de Duitse
autoriteiten de betrokkenen
oplegden voordat vergunning
(Führungszeugnis) verleend
werd waren legio.
Bekend is dat op 10 mei
1940 van 61 van hen de
toelatingskaart verliep. Eind
1939 bevonden zich van het
quotum 224 vluchtelingen in
opvangkampen (onder wie
48 "illegalen") en 42 in kin
dertehuizen. Van hen hadden
er ongeveer honderd in het
Broederschaphuis (DC.B) te
Schoorl verbleven.
Het Doopsgezind
Broederschaphuis
Het was het streven van het
Protestantse- en het Rooms-Ka-
tholieke Comité eigen verblijf
plaatsen voor de vluchtelingen
te verzorgen. De katholieken
vonden al spoedig een plek
in Sluis in het Internaat der
Broeders van Gent voor een
groep van 261 personen.
Het Protestantse Comité
ondervond krachtige steun uit
de hoek van Doopsgezinden en
die van het Vrijzinnig Protes
tantisme. De Doopsgezinde
Broederschap te Bilthoven had
al eerder onderdak verschaft
aan een groep professoren en
predikanten en hun gezinnen.
Die hadden spoedig hun weg
gevonden door emigratie en
een enkele aanstelling en nu
schoot de Doopsgezinde Broe
derschap het Comité, weer te
hulp door het tehuis in Schoorl
af te staan voor volwassenen
en het huis "Fredeshiem" te
Steenwijk voor kinderen.
Zo verbleven van maart 1939 tot
gepland 1 juli 1939 ongeveer 90
Protestants-Joodse vluchtelin
gen uit Duitsland en Oostenrijk
onder zorg van de Doopsgezin
de Broederschap in het tehuis
aan de Oorsprongweg.
In de week van 14 mei 1939
werd gemeld dat er een kleine
80 gasten in harmonie en
goede orde aanwezig waren (3).
Het woord gasten associeert
twee problemen die ook
werkelijk het bestuur van het
DGB hebben beziggehouden.
Ten eerste bij wie de kosten
verhaald konden worden
nu niet aan reguliere gasten
zomerverblijf kon worden
geboden. Die zijn uiteindelijk
voor het grootste gedeelte uit
de pot van het Protestantse
Hulpcomité betaald. En ten
tweede werd de datum 1 juli
verschoven naar eind augustus.
De vluchtelingen zorgden
CULTUUR-HISTORISCHE VERENIGING SCORONLO DECEMBER 2008