Zonder dat er maar een poging
was om anti-joodse wetgeving
in te voeren bleef het voor de
Joden die de massa ontstegen
zelfs tot 1940 schier onmogelijk
een positie te bemachtigen die
de staat of de bevolking ver
tegenwoordigde. Geen joodse
bu rgemeesters, com m issarissen
van de koningin, gouverneurs,
ambassadeurs of consuls in het
buitenland. Tussen 1813 en 1940
waren er bijvoorbeeld slechts
twee joodse ministers.
Een deel van de joodse massa
voelde zich aangetrokken
tot het socialisme. Maar dan
meer socialist dan jood. Tegen
de tijd dat het vluchtelingen
vraagstuk een rol ging spelen
werd de tegenstelling die van
confessionelen tegenover de
niet-confessionelen, waarbij de
liberalen tegen de confessione
len leunden.
Allen keerden zich tegen het
anti-semitisme behalve de in
1933 opgekomen NSB. In de
mate van felheid waarin men
zich tegen het anti-semitisme
keerde werkte echter het
gebeuren uit de tijd van Kuyper
gedurende de kabinetten van
Colijn wel door. Dat zou ook te
merken zijn aan de mate van
bereidwilligheid waarmee men
aan vluchtelingen de helpende
hand bood. Doopsgezinden,
remonstranten en in het alge
meen de meer vrijzinnigen aan
protestantse kant waren daarin
minder terughoudend. In
Schoorl en in deze streken was
deze gezindte sterk aanwezig.
In Frankrijken Duitsland
heerstte evenwel een sterk
anti-semitisme. In Duitsland
kwam dat vooral in Pruisen na
de Frans-Duitse oorlog sterk
op toen bleek dat joden die
vanwege hun jood-zijn van een
groot aantal functies waren
uitgesloten na die oorlog in een
economisch veel betere positie
waren gekomen. Bovendien had
zich een bloeiende bovenlaag
van joodse intellectuelen
gevormd. Dat zette bij de massa
kwaad bloed en populisten met
rechtsradicaal gedachtengoed
kregen meer en meer de vrije
hand. De tegenstelling werd
pijnlijk duidelijk toen de Duitse
minister van buitenlandse
zaken Walther Rathenau, indus
trieel, technicus, filosoof en een
politicus die als wegbereider
van de Europese Unie kan
worden gezien, in 1923 door een
rechtsradicaal werd vermoord.
Waarschijnlijk uitsluitend om
zijn joodse achtergrond.
In de jaren nadat Hitler in 1933
aan de macht kwam werd
onthuld wat het verschijnsel
anti-semitisme kan inhouden
wanneer een groep van
mensen, even schuldig als
onschuldig als elke andere,
door een andere groep zonder
reden, maar met rede ter wille
van eigen belang, beschuldigd
wordt van alles en nog wat.
Joodse vluchtelingen
In het beleid van de Neder
landse regering ten aanzien van
de Duitse vluchtelingen voor
de oorlog zijn drie perioden te
onderscheiden.
De afwachtende oriëntatie
van het voorjaar 1933 tot het
voorjaar 1934, de aanscherping
daarna tot het voorjaar van
1938 en de verharding tot aan
de Duitse inval. De verharding
begon bij de massale uittocht
van joden na de aansluiting
van Oostenrijk bij Duitsland in
maart 1938 en de Kristallnacht
in november 1938. De centrale
organisatie in Nederland die
zich voor 1933 het lot van de
joodse vluchtelingen aantrok
was het Comité voor Bijzondere
Joodse Belangen.
In 1933 ontstond daaruit het
Comité, van Joodse vluch
telingen onder leiding van
de Amsterdams industrieel
Abraham Ascheren Prof. Dr.
D. Cohen.
De meeste vluchtelingen
vonden in het begin onderdak
bij familie of kennissen of
men beschikte over voldoende
vermogen. Overal in steden en
dorpen vormden zich joodse
comités waarin ook niet-Joden
ruim participeerden. Van de
namen en daden van velen
van hen die toen vaak in stilte
ondersteuning boden is veelal
alleen de herinnering gebleven
of ook dat niet meer.
In augustus 1933 waren er
vermoedelijk al zon zesdui
zend Duitse vluchtelingen en
hun aantal zou toenemen tot
ongeveer 35.000 in mei,1940.
Cohen hield zich al vanaf
het prille begin bezig met de
opvang van de Duits-Joodse
vluchtelingen en in 1955 heeft
hij het hele verloop opgetekend
in zijn boek "Zwervend en
Dolend".
Vonden in de eerste jaren zoals
gezegd vele vluchtelingen
nog hun eigen weg in de
Nederlandse maatschappij met
hulp van de comités en met
particulier geld en was emigra
tie het doel, in de tweede helft
van de jaren dertig werd dit een
probleem.
Eind 1938 werden eerst de
illegale en vervolgens de legale
vluchtelingen in kampen of ook
wel opvangplaatsen onderge
bracht. Voor de legale vluchte
lingen werden dat in totaal 25
kampen waaronder het Zeehuis
te Bergen aan Zee en op een
later tijdstip het Doopsgezind
Broederschapshuis te Schoorl.
Ook kwam de gedachte op een
Centraal kamp te bouwen wat
uiteindelijk in november 1939
Westerbork in Drenthe werd.
Georganiseerde hulp
Vóór 1933 werd in Duitsland
het Jodendom in staatsrech
telijke zin als een confessie
beschouwd. Uit de joodse
gemeenschap trad men door
Cultuur-historische Vereniging Scoronlo december 200s