De heerlijkheid Schoorl Burgemeester en gemeenteraad geweest waren. Tenslotte moes ten de provincies rekening hou den met historische toestanden. Toen de provincies hun werk gedaan hadden bleken er in het koninkrijk 83 verschillende ge meentereglementen te bestaan. Voor Schoorl kwam de regeling op het navolgende neer. Er was een gemeenteraad van 7 leden. De leden van de raad werden niet gekozen door de bevolking maar voor 6 jaar benoemd door Provinciale Staten. De raadsver gaderingen waren niet open baar. De burgemeester werd voor 6 jaar benoemd door de koning. De secretaris werd eveneens door de koning benoemd, maar voor onbepaal de tijd. Al de gemelde benoe mingen geschiedden op voor dracht van de eigenaar van de heerlijkheid Schoorl. De burge meester was belast met het dagelijks bestuur van de ge meente en hij ging over alles, behalve over hetgeen uitdruk kelijk aan de raad was opgedra gen. Het laatste hield niet bij zonder veel in en beperkte zich hoofdzakelijk tot zuiver financi ële onderwerpen en het maken van verordeningen. Met betrek king tot een beperkt aantal onderwerpen diende de burge meester de twee assesoren (later genoemd wethouders) te raad plegen. Het belangrijkste dien aangaande was het beheer van de wegen. De rol van de eigenaar van de heerlijkheid verdient nog wel enige toelichting, aangezien deze tot 1848 grote invloed had op de samenstelling van het gemeentebestuur. In de 18e eeuw werd door de Staten van Holland het overheidsgezag op het platteland met enige neven rechten regelmatig verkocht aan vermogende personen. De Staten kwamen daartoe door ernstig geldgebrek. Zo is in 1722 het gezag over Schoorl verkocht aan Jan Adriaan van Egmond van de Nijenburg. Deze werd daarmee heer van Schoorl en Schoorl werd een heerlijkheid. Het kan voor het dorp bezwaar lijk een eretitel genoemd wor den. Tijdens de Bataafse Republiek werden de heerlijk heden weer afgeschaft. Heerlijkheden pasten niet in de revolutionnaire opvattingen van die dagen. Artikel 24 van de staatsregeling van 1798 bepaal de dat de heerlijke rechten en titels voor altijd zonder schade vergoeding vernietigd waren. Koning Willem I streefde er na het einde van de "Franse tijd" naar om oude toestanden te res taureren. Hij wenste de voorma lige ambachtsheren tegemoet te komen. Op 26 maart 1814 vaar digde hij een besluit uit "hou dende provisionele bepalingen wegens de toekomstige uitoefe ning der voormalige heerlijke rechten" (stbld.nr 46). De heer lijkheden werden evenwel niet hersteld. De voormalige heren kregen thans het recht om schouten, secretarissen en bestuurders van gemeenten aan de vorst voor te dragen. Zij her kregen verder hun oude jacht- recht, visrecht, recht op wind en, waar dit vroeger bestond, het collatierecht (recht om de plaat selijke predikant te benoemen). Zij waren ook gerechtigd om van benoemde bestuurders een geldelijke tegemoetkoming te verlangen (recognitierecht). Wat Schoorl betreft pro fiteerde de in Heiloo wonende familie van Foreest van het her- stelbesluit. De benoeming van de burgemeesters J. Peeck en C. Gutker heeft op hun voordracht plaatsgevonden. Uit het familie archief van Foreest blijkt dat ook het recognitierecht geheven is. Ook het collatierecht bestond in Schoorl, zij het dat dit in de 19e eeuw in de verzwakte vorm van een goedkeuringsrecht werd uitgeoefend. De eigenaar van de heerlijkheid Schoorl heeft dit recht nog in 1904 uitge oefend al was het met enige strubbeling. Er was strijd omtrent de vraag of het beroepingswerk begon nen mocht worden zonder goedvinden van de collator. De Nederlandse Hervormde Kerk heeft het collatierecht steeds erkend totdat dit bij de grond wet van 1922 werd afgeschaft. Het complex van rechten dat aan de voormalige ambachts heren was teruggegeven, werd aangeduid met de term heerlijk heid. Het kwam erop neer dat Schoorl in 1840 geen heerlijk heid meer was (evenmin trou wens als Bergen), maar dat er wel een heerlijkheid Schoorl bestond (het rechtencomplex). Een weerslag hiervan vinden we terug in de stukken van de over heid. De gouverneur van Noord - Holland adresseerde het benoemingsbesluit van burgemeester Gutker niet aan de ambachtsvrouwe van Schoorl, maar aan de douairière Jonkheer D. van Foreest, eigenaresse van de heerlijkheid Schoorl. De bevoegdheden van de bur gemeester in Schoorl waren in de periode 1840 - 1850 zo groot en die van de gemeenteraad zo gering dat er in de raadsverga deringen niet zo veel te bespre ken viel. Het kwam vooral neer op het opnemen en goedkeuren van rekeningen, zoals de reke ning van het armbestuur, de rekening van de binnenomsla- gen van de duinen, de admini stratie van de burewegen en vooral de gemeenterekening. Een interessant jaarlijks terug kerend ritueel was het vaststel len van de belastingaanslagen. Dit geschiedde door de al genoemde commissie tot repar titie van de personele omslag. Deze commissie bestond uit 4 raadsleden plus de drie meest- betalenden in die omslag. Zij stelde in eerste instantie het kohier voorlopig vast. Dit lag vervolgens gedurende 14 dagen ten huize van de ontvanger 's ochtends van 10 tot 12 uur ter inzage van de belastingplichti gen. Zij konden bezwaar maken. Cultuur-historische Verenicing Scoronlo december 2007

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2007 | | pagina 6