te Oisdem degelijk opgeleverd. De pensiongast die in 1913 in Schoorl uit de stoomtram stapte, moest geen bijzonder hoge eisen aan zijn onderko men stellen en moest moge lijk faciliteiten missen die hij thuis wel had. De pensions waren niet aangesloten op een waterleiding, hetgeen conse quenties had voor de toiletten en de wastafel. In Amsterdam was reeds in 1870 60% van de woningen aangesloten op de waterleiding. Wanneer het donker werd moest men het stellen met een olielamp. De zoveel betere gasverlichting, die er elders dikwijls wel was, lijkt Schoorl nooit gekend te hebben. Schoorl heeft met de aanleg van moderne voorzieningen niet voorop gelopen. In de gemeenteraad zijn die voorzie ningen kort na 1913 wel aan de orde geweest. De beraad slagingen dienaangaande komen weinig besluitvaardig en minder zakelijk over. De sfeer lijkt soms conflictueus. Burgemeester Peeck dreigt in verband met dit laatste in december 1916 zelfs zijn functie neer te leggen. In de raadsvergadering van 4 juli 1915 wordt een voorstel van de Kennemer Electriciteits maatschappij te Bloemendaal (later opgegaan in de PEN) besproken om in Schoorl te komen tot aanleg van een gemeentelijke electriciteits- voorziening. Het voorstel was financieel uitgewerkt. De aan leg zou geschieden voor een bedrag van f 40.000.-. In de raad werd opgemerkt dat in ver band met de wereldoorlog de tijden onzeker waren en men vroeg zich af of door die oor log wel voldoende materialen beschikbaar waren. Besloten werd niet op het voorstel in te gaan. In de raadsvergadering van 7 december 1915 werd opnieuw beraadslaagd over het voorstel. Ditmaal verdedigde de burgemeester de aanleg en deed daartoe een voorstel. Dit werd met vier tegen drie stern- van groot belang geweest. Hij heeft zowel het dagtoerisme als het verblijfstoerisme flink bevorderd en de eenzijdige agrarische economie doorbro ken. In 1918 blijkt er al een vereniging tot bevordering van vreemdelingenverkeer te zijn, die een gemeentesubsidie van f 100.- per jaar krijgt, overigens niet met algemene stemmen. In 1924 is er een vereniging van pensionhouders die dan bij de gemeente opkomt voor de belangen van haar leden. Een rijkmaker is de belegging in de trammaatschappij niet gewor den. De tram was tegen de bussen niet opgewassen. Reeds in 1933 werd het vervoer tus sen Schagen en Warmenhuizen gestaakt. Omdat ook het restant verliesgevend was, nam de staat in 1939 de bedrijfsmiddelen over, die werden toegevoegd aan het net van de Nederlandse Spoorwegen. In 1941 werd de N.V. Noorder Stoomtram Maatschappij geliquideerd zonder enige terugbetaling van kapitaal aan de aandeelhouders. Schoorl kon derhalve zijn inves tering afschrijven. Het gaat te ver om de inves tering als weggegooid geld te beschouwen. Maatschappelijk rendement heeft de tram wel f5000.- en later voor f8000,-. Het heeft bereikt dat het aan vankelijke plan voor een tram lijn aan de oostelijke zijde van het Noord-Hollandsch-kanaal gewijzigd werd in een aanleg aan de westelijke zijde. In het jaar 1913 reed de eerste tram tussen Schoorl en Alkmaar. Negenmaal per dag was er een rit naar Alkmaar, de eerste om 8 uur en de laatste om 22.52 uur. De snelheid bedroeg maximaal 35 km per uur. Van hoge snelhe den hield men destijds niet. In 1920 werd voor auto's binnen de bebouwde kom van Schoorl een maximunsnelheid van 15 km per uur vastgesteld. Er was zelfs een gemeenteraadslid die 10 km voldoende vond. Al spoedig kreeg de tram concurrentie van de autobus, een vervoermiddel dat soepeler in te zetten was en minder investeringen eiste. In 1925 was er in Schoorl een busonderneming van de Jong en Glas die met twee bussen (een Fiat en een Renault) via Bergen naar Alkmaar reed. De winterdienstregeling van 1927 vermeldde 10 ritten per dag naar Alkmaar. In 1926 kwam daar nog de busondernemer van Mullem bij, die vanaf Petten over Schoorl naar Alkmaar reed. De stoomtram is voor Schoorl ty -A., "-y Een afbeelding uit 1925 van de autobus van Van Mullum met Siem Stennenberg als chauffeur Cultuur-historische Vereniging Scoronlo november 2006

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2006 | | pagina 5