contract opgesteld waarin het
vervoer vastgelegd werd. Er
mocht gebruik gemaakt worden
van de loswal aan de Lei hoek,
van het werkspoor van de
Hondsbossche Zeewering vanaf
deze loswal, van de grindweg
vanaf de Leihoek en van de
nieuw aan te leggen aansluiting
bij het Rijkswerkspoor van de
Pettemer zeewering tot
Camperduin en verder van acht
bij het werkspoor behorende
wagons. De wagons mochten tot
3000 kg belast worden en ze
mochten niet getrokken worden
door een locomotief maar alleen
door paarden of op een andere
wijze, wat dit ook zijn moge.
Verder mocht er een weg wor
den aangelegd vanaf het zuide
lijk einde van de Hondsbossche
zeewering bij Camperduin naar
het strand mits deze voldoende
vastgelegd werd met helm en
stro.
Het hoogheemraadschap brengt
als kosten in rekening: voor de
vergunning 10,- verder 340,-
voor gebruik van de loswal aan
de Leihoek en de grindweg die
aan de binnenberm van de zee
dijk ligt. Als ook de aansluiting
op het Rijkswerkspoor wordt
gebruikt dan wordt dit bedrag
verhoogd van 340 naar 490,-.
Bij gebruik van de losplaats aan
de Slaperdijk te Hargen komt
daar nog eens 100,- bij.
Om aan te geven dat de naar
huidige begrippen lage bedra
gen er toen wel degelijk toe
deden bleek uit gesteggel rond
de vergunningskosten. Het
"Technisch comité voor artille
rie- en geniezaken" ging name
lijk uitputtend in op de kosten
van de vergunning. Het bedrag
van 10,- betreft eigenlijk niet
de vergunning, zo zeiden zij,
maar uitsluitend de kosten
gemaakt voor de overeenkomst
zoals zegels. De registratie moet
hierbuiten blijven want deze is
gratis. Het comité refereerde
hierbij aan de wet van 3 oktober
1843 (Staatsblad No. 147) en
haalt deze voor alle duidelijk
heid in de overeenkomst nog
even aan.
De overige geldsbedragen die in
de definitieve overeenkomst
werden genoemd werden voor
gesteld door de Genie en wer
den door het
Hoogheemraadschap zonder
verdere discussie overgenomen.
Voor het onderkomen van de
benodigde trekkracht bouwde
aannemer Oldenburg uit
Bergen een stal op een plek
waar voldoende zoet water (de
bermsloot aan de dijk) aanwezig
was. In de stal was plaats voor
30 paarden. Het vervoer met
karren ging vanaf de zuidpunt
van de Hondsbossche over het
strand naar de bouwplaats. De
voertuigen en het materiaal
stonden opgeslagen in twee
loodsen. De aannemer betaalde
voor gebruik van deze grond
gedurende de begrootte
9 maanden dat de werkzaamhe
den duurden 25,-. Voor opslag
aan de Leihoek betaalde de aan
nemer 50,-. Daar mochten dan
ten hoogste 800 vaten Portland
voor een periode van 6 maan
den staan.
In augustus 1890 was de klus
geklaard en de aannemer vroeg
en mocht de paardenstal
gebruiken om zijn vele voertui
gen op te slaan omdat hij er
elders geen plaats voor had. De
stal werd in april 1894 gesloopt.
Van alle activiteiten die rond de
schietproeven in de duinen
plaatsvonden waren op dat
moment alleen nog de betonnen
residuen van de schietdoelen
als stille getuigen overgebleven
tot ook deze eind 1894 opgebla
zen en grotendeels verwijderd
werden.
R. Boer
BRONNEN
- De al in de nummers 19 en 27
genoemde artikelen over de schiet
proeven.
- Hoogheemraadschap Hondsbossche
en Duinen tot Petten 86.2(9) en
86.2(16) RA Alkmaar, inv nr. 625.
- Nederlandse Industrielocomotieven.
H. de Herder, 2001.
- De Nederlandse Spoorwegtroepen en
het geniespoor van Huis ter Heide naar
Soesterberg. R.G. Klomp en J.W.
Montenberg, 1969 pag. 143.
CULTUUR.HISTORISCHE VERENIGING SCORONEO MAART 2005