De Nederlandse
staat als eigenaar
Schoorlse duin een andere weg
is gegaan dan de meeste andere
duingebieden en niet in heer
lijke handen is geraakt, zoals in
Bergen, Wimmenum, Egmond
en Callantsoog wel het geval is
geweest. Dat is ook de reden om
hier op de verkoop van de heer
lijkheden in te gaan. In 1848 zijn
de heerlijke rechten als over
heidsinstituut definitief afge
schaft, maar zijn de duingebie
den in eigendom van de voor
malige heren gebleven. Deze
hebben in de loop van de 19e
eeuw het duin voor het meren
deel verkocht aan exploitanten
van waterleidingbedrijven. De
opvolgers van de heren van
Wimmenum als een der laatste
in de 20e eeuw. De duinen van
Schoorl zijn weer teruggekeerd
in de schoot van het staatsdo
mein, zoals hieronder nog
uiteengezet zal worden.
Na de val van de Republiek der
Verenigde Nederlanden in 1795
rees onder het bewind van de
Bataafse Republiek onduidelijk
heid omtrent de vraag in hoe
verre na de vele verkopen de
Hollandse duinen.nog nationaal
bezit waren. Er is een commis
sie ingesteld om daarnaar
onderzoek te doen. Die commis
sie heeft de zaak grondig aange
pakt. Ze heeft contact opgeno
men met plaatselijke autoritei
ten en met degenen die zich
voordeden als rechthebbenden.
Ook heeft ze ter plaatse waarne
mingen gedaan o.a. te Schoorl.
De medewerking liet soms te
wensen over. Over sommige
aanspraken rees twijfel, maar
niet over die te Schoorl. De
commissie heeft het document
gezien waarbij bestuurders van
Schoorl in 1604 de erfpacht ver
wierven en ook stukken waaruit
de latere overgang naar particu
lieren bleek. Ze constateerde dat
de Alkmaarder Gerrit van
Schoonhoven samen met een
ander eigenaar van de
Schoorlse duinen was. Hij was
weliswaar erfpachter, maar naar
oud-vaderlands recht bracht dit
eigendom mee omdat de erfver-
pachter zijn eigendomsrecht
afstond aan de erfpachter, dit in
tegenstelling met het moderne
erfpachtsbegrip, waarbij de erf-
verpachter slechts het genot van
het goed afstaat en zelf eigenaar
blijft. De commissie concludeer
de dan ook dat het Schoorlse
duin niet tot het nationale bezit
behoorde, met uitzondering van
de zandmennerij te Hargen, die
voor zeven jaar verhuurd was
aan J. Nierop en Cornelis
Dalenberg. Er wordt nog mel
ding van gemaakt dat van
Schoonhoven met de inwoners
van Schoorl een akkoord had
getroffen wegens het halen van
hout uit het duin. Van
Schoonhoven was in Schoorl
een belangrijk man. Uit de
archiefstukken blijkt dat hij in
1795 in Schoorl fungeerde als
schout.
Omtrent de toestand van het
duin constateerde de commissie
dat dit geheel uit 'verwaarloos
de bergen' bestond met in het
midden een volstrekte zand
woestijn. Aan de voorzijde was
sprake van beplanting en van
enige beweiding met schapen.
De commissie heeft verder
bevonden dat de duinen onder
Bergen, Wimmenum en
Egmond toebehoorden aan de
rechtsopvolgers van de voorma
lige heren, respectievelijk
Willem Adriaan van Nassau, Jan
Six en Hercules van Foreest. Dat
het rapport uit revolutionaire
tijden stamt blijkt uit het feit dat
de heren niet werden voorzien
van het predikaat jonkheer,
zoals voorheen, maar werden
aangeduid als burgers. Niet jhr.
Six van Wimmenum, maar de
burger Six. Alles in navolging
van de Franse revolutie. De
typisch adellijke rechten werden
ongedaan gemaakt, maar het
eigendomsrecht dat de voorma
lige heren verworven hadden,
bleef ongeschonden. De Franse
revolutie was een burgerlijke
revolutie. De eigendom was hei
lig. Na de z.g. Franse tijd zijn de
heerlijke rechten overigens
weer in ere hersteld.
Met het jaar 1832 komt er volle
dige helderheid over de
rechtstoestand van het duin.
Dan treedt het kadaster in wer
king met een nauwkeurige
omschrijving van eigendommen
en daarop rustende rechten van
vruchtgebruik, erfpacht of
opstal. Reeds in 1821 was het
duingebied opgemeten door de
landmeter S.R van Diggelen.
Het werd in de kadastrale boek
houding opgenomen als
gemeente Schoorl, sectie E, nrs.
1-4. Het minuutplan betreffende
deze nummers draagt het
opschrift "t'duin". Verreweg het
grootste perceel was het toen
malige nr. 1 dat een oppervlak
had van ruim 1821 bunder, der
halve ongeveer de omvang van
de huidige boswachterij. Uit een
kadastraal uittreksel betreffende
de eigendommen van de staat
in de kadastrale gemeente
Schoorl blijkt, dat de voormelde
nrs.1-3 in 1832 toebehoorden
aan de staat en dat zij niet
belast waren met enige erf
pacht. Geconcludeerd moet
worden dat de erfpacht tussen
1798 en 1832 beëindigd is. Het is
niet uitgesloten dat ze in ver
band met de te betalen pacht
som niet langer economisch
voordeel opleverde. Reeds in de
18e eeuw waren er betalings
moeilijkheden. Ook de bestuur
ders van Schoorl hebben er ken
nelijk geen heil meer in gezien
de erfpacht voort te zetten. De
jaren na 1798 waren economisch
heel moeilijk, terwijl de gouden
en zilveren munten zeer infla-
tiebestendig waren.
De duinen zijn nog lang een
zandwoestijn gebleven. De
topografische kaart van de
Dienst der militaire verkennin
gen die voor wat Schoorl betreft
in 1857-58 is opgemeten, laat
tussen het dorp Schoorl en het
strand geen weg of pad zien. De
makers van deze kaart besteed
den daar uit defensieve overwe
gingen veel aandacht aan.
Hetzelfde geldt voor de latere
Cultuur-historische Vereniginc Scoronlo maart 2005