StArchi
rrnmtw/
Aan het voor de sehietdoelen te
gebruiken kalk, cement en beton
werden zeer hoge en nauwkeu
rig omschreven eisen gesteld
waarvan ik u de technische
details zal besparen.
Interessante informatie geeft de
begroting aan over het uurloon.
Deze varieerde afhankelijk van
de bekwaamheid van de "hand
werkslieden" tot een jongen: 8
cent per uur, een arbeider 15 cent
en een ambachtsman 20 cent.
Voor paard en begeleider werd
45 cent gerekend. Dit uurloon
was voor die tijd zeker niet laag
al weten we niet of Oldenburg
dit ook daadwerkelijk aan zijn
personeel betaald heeft.
De klus moest geklaard zijn ten
aanzien van de directieketen 8
weken na gunning, de doelen C
en D zonder dekking nog voor
1 mei 1890, al het metsel- en
betonwerk voor 1 augustus 1890
en op 1 oktober moest het geheel
af zijn. Voor iedere dag dat het
werk door zijn nalatigheid te laat
opgeleverd zou worden moest
de aannemer 5,- betalen.
De door de genie begrootte
84.000,- is verdeeld over de
doelen: A ƒ13.818,90, doel B
4.355,12, doel C: ƒ12.341,90,
doel D: ƒ12.903,90 en doel E:
4.743,15. Algemene werkzaam
heden buiten het bouwen van de
doelen om zoals tekeningen
maken, onderhoud, de keten en
dergelijke werden begroot op
ƒ15.500,-. De winst van de aanne
mer is begroot op 10% van de
aanneemsom (exclusief onvoor
ziene uitgaven en 3% onkosten)
zijnde 7.261,23.
De doelen lagen van zuid naar
noord gezien B, A, E, C en D.
Daarnaast lagen op het schietter-
rein nog enige proefstukken
(rabatten genaamd) met diverse
mengsels van beton (met basalt,
grind, steenovenpuin en graniet).
De rabatten hadden een opper
vlakte van 6.50 X 14 m2 en een
dikte van 1 meter.
Om een indruk te geven van de
grootte van de doelen nemen we
als voorbeeld doel A. Deze had
een breedte van 18 meter en een
hoogte, gemeten vanaf de onder
kant
loswal, benevens 8 daarbij
behorende open spoorwagons.
Over dit werkspoor mag niet
van de trekkracht van locomo
tieven worden gebruik
gemaakt; en aan de aannemer
wordt machtiging gegeven om:
e. op den oostelijke berm van
den Slaperdijk bij Hargen aan
de Zandvaart ter aan te wijzen
plaats bouwstoffen te lossen,
tijdelijk op te slaan en te ver
voeren; en
f. op het zuidelijk einde van de
Hondsbossche zeewering te
Kamperduin een werkspoor bij
het onder d. vermelde aan te
sluiten en een weg naar het
strand te maken.
Er werden strenge eisen gesteld
aan het behoud van de zeewe-
rende functie van de duinen.
Er moesten zoveel mogelijk
verstuivingen worden tegenge
gaan. Ook mocht er niet binnen
50 meter van de buitenste zee
duinen gegraven worden als
deze lager waren dan 10 meter
boven NAP. Om het werk heen
moest worden behelmd" waar
bij de pootafstand 30 cm moest
bedragen. In geval van droogte
moest er stro gebruikt worden.
De bij het vergraven vrijkomen
de grond mocht in de aangren
zende duinpannen worden
gestort.
De aannemer, zo staat in de aan
besteding, mag gebruik maken
van:
a. het den rijweg van den
Heerenweg bij Bergen naar
het pompstation der
Alkmaarsche Waterleiding (nu
PWN) en het van hier, gedeel
telijk door de particuliere dui
nen onder de gemeente
Bergen, naar de zijde van het
Werk loopende helmspoor, een
en ander met bevoegdheid tot
het daarop leggen van een
werkspoor.
b. den steiger aan het Noord-
Hollandsch Kanaal bij de St.
Maartensvlotbrug en den
Rijkswerkspoorweg van daar
naar het zuidelijk einde der
Pettemer zeewering met 10
daarbij behoorende open
spoorwagons. Over het
gedeelte van de
St. Maartensvlotbrug tot aan
de ouden Zijperzeedijk mag
evenwel niet van locomotieven
worden gebruik gemaakt;
c. den loswal in den Leihoek aan
de Hondsbossche vaart nabij
Petten;
d het bij den onder b genoemden
werkspoorweg aansluitende
werkspoor op de
Hondsbossche zeewering tot
Kamperduin, met zijtak naar
den onder c. vermelden
Tentenkamp
Bergen
met rechts de
locomotief
"Schoorl"
Cultuur historische Vereniging Scoronlo april 2004