haar met bewijzen van ons goede gedrag trachtten te paaien. 'Pas nou op, straks geeft ze je een haal', waarschuwde mijn moeder als we te vrijpostig werden, alsof mijn grootmoeder ineens haar nagels zou uitslaan. De ons bezoekende ooms ver anderden nogal eens van 'tante'. Dat was verwarrend als ze met hun aanhang kwamen logeren. Ook mijn vader kon zich ergeren aan de 'vreemde' dames die onverwacht in het bad zaten als hij van de badkamer gebruik wilde maken. Een oom was acteur. Hij glom een beetje van de roem die om hem heen leek te zweven. Hij bracht een blonde, veel jongere vrouw mee, die zo uitbundig en hard Vlaams 'klapte' dat we enigszins verontrust peilden hoe het humeur van onze grootmoe der zich daaronder ontwikkelde. Een andere oom - helemaal geen acteur - had de vriendin van zijn dochter verkozen. Die nam hij niet mee, gezien het oordeel van mijn grootmoeder over deze faux pas. Hij hield zich op de vlakte. Hij verstopte zich zelfs een keer voor - zich plotseling bij ons aan dienend - bezoek in de greppel en speelde (zeer ongeloof waardig), toen hij daar ontdekt werd, voor tuinman. De laatste tante die mijn oom en kunstschilder mee naar ons toe nam was ook actrice. Mijn ouders hielden hun oordeel voor zich toen ze in het plaatselijke Verenigingsgebouw naar de komedie, 'Acht Vrouwen', waren gaan kijken waarin ze speelde. Ze verscheen bij ons in vol ornaat met oorbellen en kettin gen. 'Heb je nu alles aan?' vroeg mijn jongste zusje vol bewonde ring. Ze had haar aapje en pape gaaien thuis gelaten, vertelde ze. Op een zomeravond was het hele gezelschap tegader. Een ronde tafel stond in de 'zaal' gedekt. Eten in 'de zaal' deden we bij hoge uitzondering. Het was de grote werkkamer van mijn vader met een marmeren vloer die we zelden - en alleen op sokken - betraden. Mijn vader ontkurkte de wijn en morste bij het inschenken op het vlekkeloze tafelkleed. En wat gewoonlijk als een doodzonde werd wegge werkt met in allerijl aangedragen lauw water en zout, werd nu luchtig afgedaan met: 'Ach, een paar wijnvlekken, dat staat rijk!' Mijn oom - de acteur - las een fragment voor uit de Canterbury tales van Chaucer die mijn oom - de schilder - met prenten had verlucht en mijn vader vertelde het verhaal hoe hij eens tijdens een feestmaal zo erg om een grap van iemand had moeten lachen dat toen hij met stoel en al achterover dreigde te vallen, zich aan het tafelkleed had vastgegre pen en dit in zijn val met borden en al had meegesleurd. Toen hij voor het verbijsterde publiek weer boven de tafelrand was verschenen, liep het bloed, ver telde hij, over zijn gezicht. Iedereen rond onze tafel kon daar nu uitbundig om lachen. Mijn moeder kwam - geassisteerd door het dienst meisje - uit de keuken met de verrassing: een speenvarken! Er was uren aan gewerkt en het lag nu naakt en rozerood gebraden op een grote schaal. Met gespit ste oortjes en een sinaasappel tussen de kaken geklemd, keek het ons brutaal aan. Het werd een moment stil en daarna duur de het even voordat kreten van bewondering werden overstemd door de kreten van mijn tante, de actrice. Ze was in tranen. Ze stond van tafel op en verdween snikkend in de opkamer. Mijn oom spoedde zich - met zijn hoge stem lamenterend: 'oh, lief je!' - achter haar aan. De deur sloeg dicht en we hoorden het snikken en wanhopige troosten, terwijl we geparalyseerd op onze stoelen achterbleven. 'Ze is vegetariër', concludeerde mijn grootmoeder met nauwe lijks verholen minachting. Het speenvarken verdween weer naar de keuken waar het werd aangesneden en over de borden verdeeld. We aten zwijgend en enigszins gegeneerd terwijl het snikken en troosten in de opkamer overging in gefluister, liefdesverklaringen, kussen Aan tafel kwam het gesprek niet op gang. De reactie van mijn grootmoeder bleef nog uit. Allen aten met een afwezige blik, bang dat een onverwachte ontknoping hen voor zou zijn. Verlangen naar het einde van de zomer diende zich aan. Rense Royaards Cultuur-historische Vereniging Scorolo nov. 2003

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2003 | | pagina 19