Niet aan de deur
m
-f&rg»
\S^s^y^
m^}aTc
Jfeyfigt*
X
ws/s jra/fi
Tut ff
vem
3fö//Y$?]
JvlNliteM
-,!,b-. L*>>*J!k
j I i
,m%
AW
A bdijc
Oisdom
•mmet
if.
»#«eZvis
'Waar ga je naartoe?' vroeg Piet
kortaf met een diep en hees
stemgeluid. De bus had maar
één bestemming. Pas als de aan
gesproken passagier de naam
van het naburige provinciestadje
noemde, liet Piet hem passeren.
Zo verliep het elke morgen. Piet
mocht op de voorste bank naast
de chauffeur zitten. Hij ging naar
'de Victoria-HBS'. Hij vlocht er
matten. Hij was gek - dat wist
iedereen in het dorp - maar mis
schien minder vreemd dan ons
gezin in het grote, ontoeganke
lijke huis aan de duinrand. Na
schooltijd hielp hij Beukers de
groenteboer, een man met een
brede, harde lach en een - naar
het leek - niet plat te branden
optimisme. Mijn vader had het
land aan de groenteman, vooral
omdat hij met zijn lach en zijn
transportfiets door het open
staande hek ons erf opreed en
over de onderdeur bij mijn moe
der naar de bestelling informeer
de. Daarbij zette hij zijn voet op
de gelakte waterdorpel en
beschadigde bovendien - vond
mijn vader - de deur door het
stuur van zijn fiets daartegen te
laten rusten. Op een zondag hiel
pen mijn broertje en ik twee
palen in de berm van de weg te
slaan. Die werden met dwars-
latten verbonden. En om er geen
twijfel over te laten bestaan waar
de constructie voor diende, werd
er in rode letters 'Fietsen' op
geschilderd. De groenteboer
werd evenals andere leveranciers
verondersteld voortaan zijn ver
voermiddel hier tegenaan te zet
ten, de poort te voet te passeren,
het erf op te lopen, over de
onderdeur bij mijn moeder te
informeren wat zij nodig had,
dezelfde weg terug naar zijn
transportfiets af te leggen, uit de
grote mand voor het stuur het
bestelde te nemen, zich wederom
naar de voordeur te begeven, de
bestelling af te leveren, de reke
ning achter te laten en zijn fiets
weer op te zoeken. De fietsen-
steun (iedere willekeurige boom
van het bos tegenover ons huis
had daartoe kunnen dienen)
stond er enige tijd toen Beukers
weer breed lachend met zijn fiets
het erf op zwaaide. Deze keer
verscheen niet mevrouw maar
meneer aan de deur.
'Goedenmorgen!' klonk het
joviaal uit de mond van de
groenteman. Het gezicht van
mijn vader verstrakte. Begrijpt u
waarom dat fietsenrek daar is
gemaakt?' vroeg hij bits. Beukers
draaide zijn hoofd en keek
ernaar alsof hij het nu voor het
eerst zag. 'Nou, 't is mirakels!'
zei hij in lijzig Noord-Hollands
en met geveinsde bewondering.
'Zoudt u zo vriendelijk willen
zijn', beet mijn vader hem toe,
'uw fiets daar in het vervolg
tegenaan te zetten?' 'Komt voor
de bakker!' riep de groenteman
stralend, zwierde het erf over en
fietste - zonder een bestelling
genoteerd te hebben - pal langs
het 'fietsenrek' de weg af en ver
dween uit het zicht. Sindsdien
hadden we een andere groente
boer. Maar die kwam van verder
en als mijn moeder iets vergat te
bestellen, moesten wij - altijd
onder heftig protest - verder weg
om het alsnog te halen. Op den
duur gingen we - buiten mede
weten van mijn vader - weer
naar Beukers terug. Hij kwam
niet meer aan de deur. Hij stuur
de Piet. Dat was erger. Piet stapte
met zijn klompen op de water
dorpel en hees zich aan zijn elle
bogen op om over de onderdeur
heen te kunnen kijken. Gelukkig
was mijn vader niet vaak thuis
en zagen alleen wij hoe de
klompen van Piet de lak bewerk
ten. 'Mat kopen?' vroeg Piet mijn
moeder bij het afleveren van
twee struiken bloemkool. Hij
haalde een stukje papier uit zijn
zak waarop drie varianten te
onderscheiden vielen van matten
die hij op 'de Victoria-HBS' kon
vlechten. Mijn moeder zette een
kruisje bij één daarvan met naam
en adres en vergat het voorval.
Op een zondagmiddag zaten
we in 'de zaal'. Zo noemden wij
de werkkamer van mijn vader
vanwege de grootte, de plechtige
inrichting en de marmeren vloer.
In 'de zaal' was het voor ons
absoluut verboden iets anders
dan sokken aan onze voeten te
hebben. Zelfs bezoek werd soms
verzocht de schoenen uit te
trekken.
Deze zondagmiddag hadden
we belangrijke gasten. Mijn
ouders waren de hele ochtend
doende geweest - hun humeur
had er behoorlijk onder geleden -
om alles in gereedheid te bren
gen. Vlak voordat het bezoek
arriveerde had mijn vader nog
haastig een paar dingen geschikt
en was op het laatste moment
met een boek in een stoel gaan
zitten, alsof hij zo al geruime tijd
- zich vermeiend in de literatuur
- had gezeten en nu aangenaam
door de komst van zijn gasten
werd verrast. Iedereen had
plaatsgenomen. We dronken
thee. Het gesprek ging over een
dissidente Russische schrijver in
Parijs. Het ijs leek gebroken. Wij,
kinderen, begonnen ons al te ver
velen. Niemand had hem horen
of zien binnenkomen. Hij stond
er ineens. Met zijn mat onder zijn
arm. Glunderend. Op klompen!
Midden in 'de zaal'. Op de mar
meren vloer!
Het gesprek stokte. We hiel
den onze adem in. De gasten rek
ten hun halzen. De mond van
mijn vader viel open en het enige
dat zijn stomme verbazing
opbracht, was (het klonk oprecht
maar klaaglijk, alsof de wereld
op instorten stond):
'Maar Piet, ben je nu helemaal
gek geworden?'
Rense Royaards
Cultuur historische Vereniging Scorolo nov. 2003