Schoorldam
Kosten materieel
nog weinig inflatie in die tijd. In
1893 werd het onderhoud ver
richt door W. Hoogvorst uit
Schoorl voor de Groeter spuit en
van J. Hoebe voor de Schoorlse
spuit.
In de gemeenteraad was er
toch soms enige twijfel of dit
onderhoud wel goed genoeg
was. In 1915 vroeg de raad zich
af of in geval van brand de spui
ten nog wel voldoen.
Burgemeester Peeck ant
woordde hierop dat "voor zo ver
ze die naam verdienen, de
brandspuiten vrij goed zijn". En
dit was kennelijk ook zo want
het regulier onderhoud volstond
nog steeds.
In 1916 rekende de heer
Bodegraven, smit te Groet, en
Jb. de Jong uit Schoorl voor
onderhoud van de spuit van
Groet 3,80. Overigens hadden
laatst genoemde heren ook de
brandspuiten in bewaring. Toch
bleven in de raad vragen gesteld
worden over de betrouwbaar
heid van het materiaal. In 1920
stelde de heer Luhrs voor om
door middel van een
demonstratie één en ander vast
te stellen.
Echt grote uitgaven werden
pas in 1922 voorgesteld.
B en W besloot toen een krediet
te verlenen van 250,- voor
opzetstukken en slangen. Zelfs
een uitbreiding tot/300,-
behoorde tot de mogelijkheden.
Naast grote bedragen bleven ook
de kleine uitgaven.
Op 11 augustus 1923 werd een
zogenaamd bevelschrift onderte
kend door Burgemeester Peeck
en wethouder van Lienen en
gericht aan de gemeente
ontvanger te Schoorl waarbij tot
uitkering van 3,- werd overge
gaan wegens onderhoud verricht
in het eerste halfjaar van 1922.
Dit onderhoud betrof de brand
ladder van Groet. Hij werd door
J. Koeten gegrond voor 1,40 en
daarbij kwam nog 1,60 arbeids
loon.
Met Schoorldam lag het moeilij
ker. Immers delen van het
toenmalige Schoorl lagen aan de
oostkant van het
Noord-Hollands Kanaal terwijl
Warmenhuizen ook grondgebied
aan de westkant van dit
kanaal had.
De burgemeester van
Warmenhuizen stelde daarom in
1870 aan Schoorl voor om voor
gezamenlijke rekening een
brandspuit te kopen bedoeld
voor het "gehucht" Schoorldam.
De gemeenteraad van Schoorl
vond dit maar niets en zei hier
het volgende over "Om, aange
zien zich eene spuit te Schoorl, in
de nabijheid van Schoorldam
bevindt en de raad het niet nood
zakelijk vindt om voor de weini
ge woningen tot deze gemeente
behoorende aldaar eene spuit te
stellen, aan den raad te
Warmenhuizen te berigten, dat
men voor als nog niet besluiten
kan en het gedane voorstel te
bedanken".
Wel werd in 1887 met de
gemeente Warmenhuizen een
regeling getroffen hoe om te
gaan met een brand in
Schoorldam, gemeente Schoorl.
De spuit, eigendom van
Warmenhuizen, zou dan bediend
kunnen worden door 40 man
bestaande uit 25 man uit
Warmenhuizen en 15 uit Schoorl.
De vergoeding die daarvoor gold
bedroeg 25 cent voor het eerste
uur en voor elk uur meer werd
ïdpomp met slang
en straalpijp
van vóór WWII
de brandspuit, en iedereen die
daarbij betrokken was, blus-
gereed had kreeg een premie van
zes gulden. Een zeer hoog
bedrag in die tijd! Het waarschu
wen van de brandmeester van de
spuit die het meest dicht bij de
brand was leverde een premie op
van één gulden. We schrijven
nog steeds 1823.
Dat de voortschrijding van de
techniek ook aanpassing van de
regels vereist blijkt wel uit de
plaatselijke politie verordening
uit 1891, waarin staat dat het
verboden is teer of andere licht
ontvlambare stoffen te koken
behalve in de daartoe,
overeenkomstige de bestaande
wetten, opgerichte fabrieken. Bij
het laden, lossen of verwerken
van licht brandbare stoffen was
vuur en roken niet toegestaan.
Ook vóór 1923 werd natuurlijk
gewoon door de Gemeente
Schoorl voor onderhoud aan het
materieel betaald. Er is nog een
nota bewaard gebleven van ene
Kriller. Hij leverde in 1884 2l/i
ons grijs en V2 ons rood en bracht
dit in 3 uur aan voor het bedrag
van 85 cent.
In 1893 bedroeg het onder-
houdsabonnement 6,- per
draagbare spuit. In 1922 was dit
nog steeds zo. Er was kennelijk
Cultuur historische vereniging Scoronlo Brandweer 1923-2000