De brandweer in Schoorl en Groet vóór 1923 Door de overheid zijn gedurende al heel lange tijd verordeningen ten aanzien van de brandweer opgesteld, vóór de negentiende eeuw doorgaans keuren genoemd. Hierin staan de regels waar vooral de burger zich aan moest houden en deze verzamelde keuren werden in Schoorl in een boek opgeschreven. In de negentiende eeuw werden verordeningen ook dikwijls als brochure gedrukt. En het was ook in die tijd dat de overheid, de gemeente doorgaans, steeds meer haar verant woordelijkheid nam. Zowel de rechten als de plichten werden voor het eerst uitgebreid vastgelegd in 1823. Precies honderd jaar later, we schrijven nu 1923 kwam het tot de oprichting van de vrijwillige brandweer voor Schoorl én Groet. Oude keuren of verordeningen Eén van de oudere keuren die van Schoorl bekend is, van 15 november 1685, staat het verbod "bij daagh nog te bij nagt" op het branden van kastanjes en het voeren van "eenige koeije of Beesten met een pijp tabak wer kende te gaan, nog agter in de Huijse of Hoij schuure rookende te gaan". De boete die hierop stond was 42 schelling1 te beta len aan de Schout. De keur van 2 april 1700 verbiedt het in de brand steken van helm "staande aan de Duijne in de Jurisdictie van Schoorl en Camp" en of dit nog niet duide lijk genoeg is wordt er nog bij vermeld dat dit ook voor kinderen geldt. Ook hier een boete van 42 schellingen. De Staten-Generaal nam op 6 februari 1732 het besluit dat elk dorp of plaats een "Reglement off ordonnantie tot voorkoming van brand" vast moest stellen. Of dit in Schoorl toen ook daadwer kelijk gebeurde weten we niet. Een pracht van een keur uit het midden van de 18e eeuw ver plicht de zes "schependomme"2 Aagtdorp, Straat, Buijtenduijn, Bregtdorp, Catrijp en Hargen twee brandhaken te maken en een ladder met "twee en twintig trappen" maar dan wel binnen zes weken klaar! En wee je gebeente als de brandhaak weg gehaald werd anders dan om reden van "brandsnoot". De boete loog er niet om: twee en twintig stuivers en als hij niet teruggebracht werd binnen vier en twintig uur en op de juiste plaats opgehangen werd dan moest er twintig stuivers betaald worden. Ook staat in deze keur beschreven dat voor Camperduin één brandhaak volstaat, een ladder vond men daar niet nodig! In het Schoorlse is ook een keur bekend uit 1769. Hier han delde het tegen het "rooken van tabak op de dorsen en bij Ruygte en Stroo". Veel meer dan gebodsbepalingen werden niet gegeven. Toch zien we hier dat het regelen van brandhaken en ladders als nood zakelijk werd beschouwd als een brand bestreden moest worden. Voor het andere belangrijke blusmateriaal, zoals emmers, diende men zelf te zorgen. Dit werd overigens niet apart benoemd. Dit gold ook voor de plicht bij te springen als goed burger (burenplicht), maar dit werd waarschijnlijk als vanzelf sprekend beschouwd. In het begin van de 19e eeuw werd eigenlijk wel ieder jaar een uitgave aan materieel gedaan. Zo werd in 1818 47,92^2 (begroot 50,-) uitgegeven aan onderhoud van brandgereedschappen. In 1820 werd een vergelijkbaar bedrag uitgegeven. Illustratief is dat in dat jaar voor het totale onderhoud van de Schoorlse wegen/15,- volstond. CULTUUR-HISTORISCHE VERENIGING SCORONLO BRANDWEER 1923-2000

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2002 | | pagina 5