Hooibroei en hooistekers IE :DsS? y a in IIf olm SlArcAtr/ *&a-g Tirrém t>dtjc Ofs&sm !%rr4/co Brand en brand-weer zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit stukje gaat over een aparte vorm van brand weren, namelijk het voorkomen van branden door hooibroei. Van 1902 tot 1970 hebben daarbij de hooistekers in Schoorl en Groet een belangrijke rol gespeeld. Voor de aardigheid zullen we ze verder aanduiden met het corps hooistekers. Hooibroei Hooistekers in Schoorl 1W In agrarische gemeenten is en was hooi belangrijk. Vele uit drukkingen in onze taal getuigen daar nog van. In de van oor sprong agrarische gemeente Schoorl was de hooiopslag bij de boeren meestal in de boerderij. Het hooi werd dan opgeslagen in het zogenaamde vierkant, in het midden van de stolpboerderij. Deze opslag was vaak een bron van hooibroei en daarmee één van de veroorzakers van de zo gevreesde boerderijbrand. Opgestapelde ruwvoedermid- delen, speciaal hooi, kunnen gaan broeien, waarbij tempera- tuursverhogingen ontstaan die zelfs tot ontbranding kunnen lei den. Iedere partij hooi, ook wan neer goed gewonnen, zal enige verhoging van temperatuur geven, het hooi gaat zweten. Door vroeger te maaien, gebruik van meer stikstof, afwisselend hooien en weiden, dus door toe passing van moderne methoden, wordt de kans op broei groter. Overigens vinden de koeien heel licht gebroeid hooi smakelijker. Ook in gevallen waarbij geen brand optreedt geeft broei grote verliezen aan de voederwaarde van hooi. Om te weten of er een brand bare situatie zal ontstaan moet de temperatuur in het hooi wor den gemeten. Een herkenbare stank is ook een aanwijzing dat er iets mis is. De meest ingrijpen de beslissing die de boer dan moet nemen is al het opgeslagen hooi uit de boerderij te halen en op een veilige afstand te ver spreiden. Meestal wordt begon nen met spitten. In het hart van het hooivak wordt een gat gespit. Het is een benauwd en warm karwei bij een temperatuur van soms meer dan 70°C. Op deze manier werd opgetreden bij de hooibroei in de boerderijen van Hero Kruize en Jan van Lente in Camperduin, in de jaren vijftig. Met een natte doek voor de neus en de mond tegen stof en stank. Gelukkig kreeg de brandweer in de jaren zestig perslucht- apparatuur. Maar het blijft een stevig karwei. In Noord-Holland kwamen hooi- branden kennelijk nogal eens voor. De provinciebestuurders verplichten de gemeenten dan ook daartegen verordeningen te maken. Op 2 juni 1856 nam de gemeenteraad van Schoorl een verordening aan die kans op hooibroei moest beperken en waarin de rechten en plichten van hooistekers stonden. Eerst in 1955 is die verordening in de vorm van een reglement herzien. In de tussenliggende periode zal dan ook veel op overlevering en traditie hebben berust. De eerste naam van iemand die hooisteker is luidt J. Roozendaal. Het jaar is dan 1902. Het laat zich raden wat de taak van een hooisteker is: Zij zullen in de eerste helft van de maand juli of zoveel vroeger of later naar gelang het hooien door gunstig of ongunstig weer invalt, bij alle ingezete nen, welke hooi in schuren, op zolders of aan klampen hebben bijeenge bracht, rondgaan teneinde door het inslaan der hooi-ijzers te onderzoeken of het hooi te sterk broeit en dienten gevolge brand zou te vrezen zijn. Zij

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2002 | | pagina 33