Herinnering van mevrouw
NI. Kroon-van den Oord
Op een dag in de herfst van
1948, het was de negentiende
oktober, zagen we het weer als
het ware veranderen. De lucht
werd inktzwart. Boven zee rom
melde de donder. Een zware
onweerswolk begon zich te ont
laden boven Camperduin. Een
fel licht, direct gevolgd door
een doffe klap en een oorverdo
vend bliksemgeknetter. Die
doffe klap was een bliksemin
slag. Bijna op hetzelfde
moment zagen we brandend riet
voorbij het kamerraam vallen.
Mijn man, boer Kroon, kroop
gehaast door een luik naar de
hooizolder en zag meteen hoe
de vlammen om zich heen gre
pen. De met riet gedekte oude
boerderij, met dubbel vierkant,
vol hooi, was voluit door blik
sem getroffen.
Boer Kroon probeerde te redden
wat er te redden viel. Hij ging
daarbij zover dat zijn haar zelfs
wegschroeide. Naast de brand
lucht hing er in de boerderij ook
een heel typische lucht.
Zwavellucht zei men tater. Die
geur is me nog heel lang bij
gebleven.
Bij de Hondsbossche zeedijk
stond toen nog een grote bun
ker uit de oorlog. Die was deels
verzonken onder het maaiveld.
Daar hadden dijkwerkers onder
leiding van de heer Jansma tij
delijk een goed heenkomen
gezocht. Maar toen echter zij de
brand gewaar werden holden zij
naar de boerderij. Ze hebben
toen nog veel naar buiten
gesleept en gedragen.
Huisraad, stoelen, tafels en der
gelijke. Ik was acht maanden
zwanger toen het gebeurde en
de baby-uitzet was nog binnen
terwijl ik bij de buren werd
ondergebracht. Iemand heeft
toen op het laatste moment de
baby-uitzet nog uit het woonge
deelte, het zogenaamde voor
huis van de boerderij, kunnen
redden. Ik vond dat heldhaftig
om dat nog te doen. Dat was
toen zeer belangrijk voor mij.