Een merkwaardig gezin Een merkwaardig gezin was inderdaad het gezin Keete dat op het eind van de negen tiende eeuw werd gesticht. Toen huwde nl. Jan Keete met Grietje Beets. Het echtpaar pachtte van de familie Peeck een landbouwbedrijf aan de Voorweg (thans Jamarco). Behalve een 'krocht' bij de boerde rij lagen de landerijen in de Groot- dammerpolder. Groot was het bedrijf niet en om redelijk te kunnen rondkomen zocht Keete naar bijverdiensten. Zo werd hij grafdelver, wat hij 40 jaar lang heeft gedaan. Ook verhuurde hij paard en kar wel eens aan de gemeente Schoorl. Het 'personeel' van de gemeente had nl. wel een kruiwagen, maar als er iets groots vervoerd moest worden kwam het gerij van Keete er aan te pas. Verder was Keete 'Berehouder'. Uit de hele omtrek brachten de boeren hun zeugen te logeren op de boerderij aan de Voorweg. In die tijd bestond er in Schoorl een 'veefonds'. Dit vee fonds was een soort coöperatie, maandelijks moest premie betaald worden. De hoogte van de premie hing af van het bedrag waar de koeien voor verzekerd waren en van het aantal sterfgevallen van het vee. Het fonds had een bestuur van drie man. De voornaamste hiervan was Keete. Hij ging met een mede bestuurslid bij de boeren rond. De contributie werd geïnd. De nieuw opgegeven koeien moesten getaxeerd en gemerkt worden. Daarvoor had Keete een ijzeren brandmerk. Hier ging hij mee rond en bij de betreffende veehouder werd het in het fornuis gestoken, als het gloeiend was werd het op een hoef van de koe gedrukt. De eigenlijke taak van het vee fonds was er, om als er bij de vee houders (het waren meest kleine boeren) een koe dood ging, er geld uitgekeerd werd om weer een koe te kunnen kopen. Het erf van de boerderij van Keete was menigmaal het toneel geweest van een aantal schelven graan. Tijdens de twee wereldoorlogen moesten alle boeren een deel van hun land 'scheuren' d.w.z. van grasland bouwland maken. Dan werd het door de boeren geteelde graan naar het erf van Keete gereden. Daar stonden dan twee rijen schelven aaneen. Later kwam de z.g. dorskast tussen de rijen en om alles te dorsen. De dors machine (in mijn ogen een luguber geval) met de dreigende naam 'Wolff' boezemde mij als kleine jongen veel ontzag in. Aan dat apparaat bewoog alles. Meterslange drijfriemen slierten om en om, omhoog en omlaag. Een stuk of wat mannen met zwarte gezichten (het stoof ver schrikkelijk) schreeuwden elkaar wat toe boven het geraas van de machine. Uit het huwelijk van Jan en Grietje werden zes kinderen geboren, maar alle zes waren waren 'maid- jes' tot grote teleurstelling van vader Jan. Hij had zich echter niet uit het veld laten slaan en maakte van de nood een deugd. Vier doch ters werden 'madammekes', maar twee moesten vader helpen. Dat waren Mien en Door. Zij moesten helpen met melken en daarna bracht één van hen de melk naar de fabriek. Deze stond op Schoorl- dam en heettte 'Kennemerschei'. Grafdelven is geen kleinigheid, zeker niet als men 'twee diep' moet, wat nogal eens voorkwam. Ook dan komt een flinke dochter goed van pas. En zo hielpen Mien en Door met alle voorkomende werkjes. Enkele jaren is er ook een pleegzoon overhuis geweest, Jan Posthumus, die z'n ouders vroeg had verloren. In Jan zat echter geen boerenbloed en hij ging dus later weer weg. Wie mocht denken dat Grietje en Jan diep gebukt gingen met al hun drukte en onder al hun zorgen heeft het mis. Integendeel, vooral Jan was een vrolijk baasje met veel humor en fantasie. Zo werd inder tijd de anekdote verteld dat hij eens op de fiets in het donker werd aangehouden. De toenmalige veldwachter Baardeman consta teerde dat hij geen licht had. "Oh", zei Jan, "nou hebben die donderse meiden geen carbid in m'n lantaarn gedaan". "Dat klopt niet Keete", zei Baarde- man "want het is een kaarslan- taam". Bij de gunst kreeg Jan toch geen bekeuring. Er heerste altijd een gezellige sfeer in de boerderij aan de Voorweg. Dat straalde af op de kinderen want die waren ook allemaal heel aardig in de omgang. Zoals overal ging het leven echter hier ook verder. Stuk voor stuk gingen de dochters trouwen en het huis uit. Het bedrijf werd beëin digd en het echtpaar heeft nog een poosje rustig geleefd aan de Burg. Peecklaan. Thans is alles voorbij. Alle dochters en ook hun mannen hebben inmiddels het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. April 1999 P.J. Bijl Cultuur-historische Vereniging Scoronlo 2000-21

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2000 | | pagina 7