nf \2xs I orS^x gT^Zo 3feüf ey&méf Bij publieke aanbesteding van 13 juli 1803 heeft A. Latenstein uit Zaandam de beste papieren, hij kreeg de opdracht om twee molens te herbouwen. De Groeter- molen voor/12.000,-; de Harger- molen voor/13.500,-; de molen van de Pettemerpolder werd niet herbouwd. Er werd besloten de beide polders 'in gemeenschap van water en onder een bemaling gebracht', ze behoudden voorlopig ieder hun zelfstandig bestuur. In 1806 vormden ze ook bestuurlijk een eenheid en tot de dag van van daag heet de polder nog steeds de 'de Verenigde Harger- en Pettemerpolder De beide molens werden als schepradmolens herbouwd en omstreeks 1871 'vervijzeld' om zodoende het water dieper te kun nen afmalen en bovendien een hoger rendement te bereiken. De Groeterpolder behield dezelfde molenaar, die van de Pettemer- en Hargerpolder moesten vanwege overlijden en ouderdom van de beide vorige molenaars een nieuwe benoemen. Het is dan inmiddels 3 januari 1804 als de besturen van beide polders onder leiding van de beide dijkgraven: K. Nierop Hargerpolder en K. de Jongh Pettemerpolder en hun gecommitteerden bijeen komen. In de eerste plaats werd besloten dat er een nieuw regle ment moest komen, genomen uit de reglementen van beide polders, waaraan de nieuw benoemde molenaar zich zou moeten houden. In de tweede plaats werd een voordracht van drie uit de inmiddels zeven binnengekomen sollicitaties opgesteld. De ingelan den moesten uit deze nominatie de molenaar kiezen en wel morgen- taalsgewijs. Een morgen was een oppervlaktemaat, dus hoe groter het landbezit des te meer stem men kon men uitbrengen. De genomineerden en de uitslag van de stemming was: 1. Jan Jonker uit Barsingerhorn, 140 morgen. 2. Pieter Jacobsz Schager uit de Zijpe 85 morgen. 3. Abraham de Jager uit Groet 36 morgen. Jonker werd dus de nieuwe mole naar maar vooraleer hij officieel kon worden benoemd moesten er nog een paar dingen worden gere geld. De dijkgraven kregen opdracht een behoorlijke akte van bezoldiging samen te stellen, bovendien moest bij de gerechte van Barsingerhorn een bewijs van goed gedrag en een acte van borg tocht worden opgevraagd. Het was toen zo dat de gemeente van vertrek, borg stond dat er geen schulden of anderzins waren, b.v. gebreken van medische aard, voor de kosten waarvan de gemeente van binnenkomst verantwoorde lijk gesteld kon worden. Hiermee was het einde van de financiële perikelen nog lang niet in zicht; dit zou duren tot onge veer 1826. Men had aanvankelijk begrepen dat de beide molens voor 25.500,- zouden worden her bouwd en dat de kosten hiervan voor rekening van het Staats bestuur zouden zijn, niets was minder waar. Op 28 april 1803 kriegen de pol ders bericht dat men een 'obligatoire' leningmoest afsluiten tegen 4% 's jaars, waarbij de aflos sing van het hoofdkapitaal na 10 jaar dient te beginnen a 11% per jaar. Aan de jaarlijkse verpondingen waarvoor men werd aangeslagen kon men nauwelijks voldoen omdat de ingelanden ook persoon lijk leningen moesten afsluiten om hun landerijen weer in orde te maken. Bijvoorbeeld het uitspitten van de sloten, herstel van de wal kanten, opnieuw begreppelen enz. Van 1803 tot 1811 was men zelfs niet in staat de verponding op te brengen, althans dit schreven de besturen aan de Requestmeester van de Dienst Bruggen en Wegen in de Hollandsche Departementen "wegens de langdurige inundatie het land nog onvoldoende vruch ten kan opleveren". Polderlasten, huur en verponding zijn hierdoor niet op te brengen. Het zou te ver voeren alle corres pondentie met de diverse instan ties uitvoerig te bespreken, het is steeds hetzelfde liedje, elke instantie die een brief ontving hoorde steeds dezelfde klachten en excuses. Dit ging zo door tot men in 1826 een brief stuurde aan "Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassauw, Groothertog van Oranje Nassauw, Groothertog van Luxem burg enz. enz." De inhoud kwam er in het kort op neer dat alles zo lang geleden is gebeurd en dat men nauwelijks nog van de lening af wist. De bedrijven waren opnieuw ver huurd, of inmiddels in andere han den overgegaan, kortom men weet niet van of de verschuldigde pen ningen ooit terugbetaald waren. Misschien zullen we het ooit in de archieven ontdekken. Kl. van Lienen BRONNEN: Regionaal Archief Alkmaar Archieven van de Groeter- en Verenigde Harger- en Pettemerpolder. Archief van v. Foreest nr. 610. Russen en Engelsen in Noord-Holland E. Walsh, M.D. Pirola 1983. Molens in Noord-Holland, inventarisatie van het Noordhollands Molenbezit, Meijer Pers bv, Amsterdam Cultuur-historische Vereniging Scoronlo 2000-21

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 2000 | | pagina 16