artikel in De Duinstreek dat de
bodedienst van Kees Bakker
honderd jaar bestond. De over
grootvader van Kees ging
honderd jaar geleden de boer op
met de hondenkar. Hij kocht dan
bij de boeren boekweit op, dat in
die tijd veel geteeld werd, liet het
malen en ventte het weer uit
met de hondekar.
Tenslotte was het ook nog een
vervoermiddel voor oudere
mensen. Schoorl is uitgestrekt.
Voor familiebezoek of kerkgang
kwam zo'n span goed van pas.
Persoonlijk weet ik nog van twee
mannen die zich op deze manier
verplaatsten.
De één was Piet Opdam, de groot
vader van Simon Opdam.
De oude Opdam woonde in een
prachtig huisje in de Nollen,
waar thans mevrouw Grotenbreg
woont. Hij had een grote sterke
hond. Als hij dan 'aan de reed
ging' zat Opdam als een koning op
de kar. De ander was
Jan Rietveld de overgrootvader
van Antoon Rietveld, de baas van
De Blinkerd. Die woonde op de
plaats waar nu Altamira is. Als Jan
Rietveld naar de kerk ging stalde
hij het gerij bij zoon Jaap tegen
over de kerk, waar later kleinzoon
Jan Rietveld een kruidenierswin
kel dreef.
Op het platteland liepen de dieren
meestal voor de kar. Dat was in
zekere zin leuk voor de dieren
want als de vracht niet te zwaar
was konden ze lekker hollen. In de
stad Alkmaar liepen de trekhon
den bijna altijd onder de kar. De
handkar had dan een gebogen as.
Vooral timmerlieden en metselaars
vervoerden hun materiaal op die
manier als ze ergens een klusje
hadden. De honden moesten stap
voets lopen, ze zagen niets en had
den daarom ook letterlijk een hon
denleven.
Als de honden jong waren moes
ten ze 'beleerd' worden. Dat lukte
uiteraard bij de één beter dan bij
de ander. Maar ook als ze rij-
vaardig waren kwam het nogal
eens voor dat de natuur sterker
was dan de leer. Als een kat vlak
voor hun neus de weg overstak
kon je sturen wat je wilde maar de
hond ging achter de kat aan. Dit
tot groot vermaak van de
voorbijgangers.
Later kwam de dieren
bescherming in aktie. Er kwamen
voorschriften voor minimum
schofthoogte en borstbreedte. Eens
per jaar moesten we dan met de
hond naar het gemeentehuis. Daar
stond dan iemand met duimstok
en meetlat. Dat was een zeer gezel
lige aangelegenheid en een hels
kabaal met al die honden.
In het begin van de jaren dertig
kwam er een einde aan de trek
honden-geschiedenis. Toen werd
iets voltooid verleden tijd wat
waarschijnlijk eeuwen heeft
bestaan.
P.J. Bijl
(11-10-1915)
De hond voor de kar.
De man is Jan Kee,
geboren 1 september
1868, boeren dood
graver. 'Je komt ook
wel', zei hij bij iedere
gelegenheid. De kleuter
is de latere slager
Arie Kuyper. Ze staan
vermoedelijk achter de
boerderij van wat nu het
campinggebouw
Ja MarCo is.
Op de achtergrond dan
het huis van Kaandorp.
Cultuur-historische Vereniging Scoronlo '99-20