Down An Indian Trail In 1849
Peter
De Joog
Cornelius
KuYper
Jacob
De Jong
Klaas
Dalen berg
Leenden
Vander syde
Peter John
Dalen berg Ton
John
Jonker
Johannes
Ambuul
Hierbij het slot van onze artikelenserie over de
emigratie van Schoorlse families naar Amerika
in 1849. Met dank aan de heer A. van Dalen, die
de tekst van mevr. Rowlands heeft vertaald.
Geduld is een schone zaak, en de Hollandse pioniers
hadden het hard nodig. De reis van 20 kilometer naar
Chicago met de kar en een span ossen om timmerhout en
spijkers voor de bouw van hun huizen te halen was een
grote onderneming. Ze deden het om beurten. Sommigen
gingen naar de stad, anderen hielpen Abe de Koker met de
bouw. Zelfs de vrouwen kregen er handigheid in de spijkers
in de wanden te slaan. Jan Ton, die visser was geweest in
Schoorl, deed hun voor hoe goede daken te maken voor
hun schuren. Dat gebeurde met riet en stokken die
groeiden aan de oevers van Lake Calumet.
Enkelen van de immigranten bouwden eerst hun schuur en
leefden daarin terwijl ze hun woonhuizen bouwden. Ook
Jacob de Jong deed dat en zo gebeurde het dat de eerste
baby van de nieuwkomers in de High Prairie geboren werd
in een schuur. Geertje de Jong beviel van een zoon op 10
augustus 1849 en noemde hem Joris naar de kleine Joris
die op de zeereis gestorven was.
De huizen die ze bouwden waren klein, een keuken met
twee kleine slaapkamertjes en soms een ladder naar een
slaapkamertje onder het dak. De meeste schuren werden
tegen het huis aangebouwd als bescherming tegen wilde
dieren. Meubels waren schaars; tafels, stoelen en bedden
werden gemaakt van resten van het timmerhout.
Tegen het najaar waren alle families onder dak, ook Gerrit
en Jannetje Eenigenburg met hun kleine Trijntje. Er waren
kippen gekocht en schapen, varkens en melkkoeien. De
eerste kaas was gemaakt en verkocht op Blue Island.
Toen het kouder begon te worden begonnen deze boeren te
denken aan het stichten van een eigen kerk. De hele zomer
gingen ze naar de Low Prairie om te kerken bij dominee
Wust. De tocht was aangenaam wanneer het weer goed
was, alhoewel de kar onaangenaam hard zat. De oudere
kinderen en soms ook de moeders vonden het lopen beter,
ook al omdat de ossen zo langzaam gingen. Zonder veel
moeite konden ze de karren bijhouden. Deze zuinige
Hollanders ontdekten dat ze rond Blue Island konden
gaan, om de tol te vermijden bij Riverdale op zondag.
Maar nu september weer was aangebroken besloten Pieter
en Jacob de Jong hun eigen kerk op te zetten. Op 23
september 1849 kwamen ze bijeen in de schuur van Klaas
Dalenberg en met 18 lidmaten werd de Holland Reformed
Church van de High Prairie gesticht. Jacob werd gekozen
als ouderling en Pieter, de meester, als diaken. Jacob had
een boek met preken en Pieter leidde het psalmzingen en
gebruikte daarvoor zijn stemvork.
Laat in het najaar van 1849 veranderde Cornelis Kuyper
zijn huis en bouwde een kamer aan de voorkant erbij. Hier
begon hij de eerste winkel in de gemeenschap. Inkopen
deed hij in Chicago.
Bij het begin van de eerste winter hadden de meeste
Hollanders koeien en schapen. Dit vee liep in de prairie
totdat de strenge winter inzette Er was voldoende gehooid,
maar het drinkwater was een groter probleem. De meeste
putten waren onvoldoende, alleen Cornelis Kuyper had een
goede put. Toen Lake Calumet was dichtgevroren kon het
vee niet meer daarheen gedreven worden om te drinken en
ging men sneeuw verzamelen en smelten. Het was hard en
veel werk maar daar waren ze aan gewend.
Hun boter, kaas en eieren verhandelden ze in de winkel van
Kuyper en kochten meel, suiker, koffie, thee en soms
pepermuntjes, zonder dat ze hun waardevolle gouden
munten hoefden aan te spreken.
Gedurende de lange wintermaanden gaf meester Pieter les
in de schuur van Dalenberg, waar kerk gehouden werd, of
als het te koud was in zijn eigen keuken. Hij onderwees
rekenen, aardrijkskunde, kerkgeschiedenis en gaf cate
chisatie, uiteraard in het Nederlands.
In het voorjaar werden er plannen gemaakt om een kerk te
bouwen. Alle mannen hielpen mee het kerkje te bouwen.
In 1851 kwamen nog meer families en het dorp groeide in
noordelijke en zuidelijke richting.
De aanleg van de spoorweg in 1852 veranderde veel. Werk
aan de spoordijk betaalde veel beter dan het boerenwerk
en de Hollanders maakten gebruuik van deze gelegenheid
om echt geld te verdienen, vooral in de wintermaanden
wanneer er minder te doen was op de boerderij. Dicht in de
buurt kwamen twee spoorlijnen bijeen en de spoor
wegmaatschappij maakte daar een depot voor brandstof