Vertooninge van de Beeck tot Bregtdorp in de Banne van Schoori zijn beginsel hebbende van de Duijnen alhier ter zijden aangewesen van de Kerkewegh af, tot de Grootdammer Polder toe; door de letteren A. Mitsgaders de schutborden en pompen in de Voorsz. beeck gaande en leggende getekent met de navolgende letteren; B. Een schutbord ten dienste van de buren hoog, op zijn laagste overloop vijf duijmen boven de bodem van pomp C. In desselfs hoogste overloop negen duijmen boven de bodem van de Noortz.: pomp C. D. Een schutbord, sijnde op sijn laagste overloop van gelijke hoogte, als den bodem van de meergemelte pomp C welke bodem aan 't Zuidwest eijnde vijf voeten, tien en een halve duijm beneden een spijkerfgeslagen in de muur, aan de noortwest zijde van 't huijs van Trijntje Sijmons), drie voeten een duijm van de noordhoek op welkers kropleijst 't Jaartal 1729 staat. E. Een pomp, latende 't Water door 't binnelaantje, om afgeleijdt te worden na de Grootdammer Polder. F. Een pomp dienende om 't water soo veel tot gebruik in de molen noodig is, uijt de sloot G. te leijden in de molen. H.H. De plaatsen daar 't water in de molen gebruikt sijnde, weder in de beeck komt. LI. Het landt en molen van Lubertus en de erfgenamen van Joachim van Gerrevink. Tot zover de beschrijving van de plattegrond, nu volgen de verklaringen vastgelegd door notaris Dirk Sevenhuijsen. De 27e Augusti 1729 compareerde voor mij Dirk Sevenhuijsen, Notaris Publijk bij den Ed: Hove van Holland geadmitteerd, binnen de stad Alkmaar residerende, ende de getuijgen naar genoemt den E. Teunis Vader geswooren Landmeeter bij den ed- Hove van Holland geadmitteerd, residerende tot Schoori, mij Notaris bekent, dewelke verklaarde ter registratie van de Heer Lubbertus van Gerrevink ende de erfgenaemen van Joachim van Gerrevink op den 29e Augusti 1729 te hebben gevisiteerd ende afgemeeten seekere relle of beeck komende uijt de Duijnen van Schoori voornt;, ende lopende vandaar tot aan, bij, en door den requiranten land en papiermolen, staande ende geleegen onder de jurisdictie van Schoori onder Bregtdorp, ende vandaar verder na de Groot- Dammerpolder. Waarvan hij attestant verklaarde te hebben gemaakt de Voorenstaande Caarte en aanwijsinge alles in Hontsbosscher mate: Dat hij attestant verklaarde den loopden voorn: beeke mitsgaders den stant, hoedanigheijd in hoogte der respective schutborden en pompen, daarinne op den voorz: tijd heeft gevonden zoodanig en in dier voegen, als opde voorenstaande Caarte en aanwijzinge staat uijtgedruct, presenterende het voorenstaande desnoots nader te confirmeeren. Nogh compareerden voor ons Notaris in getuigen de eersame Jan Harmensz. Regent Ouderling tot Schoori voorn: out tweeenveertig Jaren, ende Albert Cornelisz. Regerend Diacon: aldaar out seven en Vijftigh Jaren bezijde de nagenoemde getuijge C. Krent, dewelke verklaarden ter requisitie als vooren waar ende waaragtig (mij Nots:b) te weezen dat in meest alle beeken, die tot Schoori van de Duijnen afwateren, ende particulierlijk meede in de voorn: beeke tot Bregtdorp, benevens den voorn: eijgendom der requiranten, ten dienste den buuren diedaar aan belent zijn, zoo lange haar attestanten geheugen magh, hebben gestaan en ook tegenwoordigh nog staan, Schutborden ende sulx naa haar attestanten gedagten seer wel en met goede redenen; dewijl de welle aan het boveneijnde der beeken anders te veel zoude drooghloopen, daardoor te minder water opgeven in die daaraan belent zijn daar geen behoorlijk gebruik af kunnen hebben. Dat zij attestanten vervolgens ook seer wel weeten dat het schutbord benevens den eijgendom den requiranten, inde voorenstaande kaarte getekent met de Letter D meer als vijftigh jaren heeft gestaan op die selve plaatse en hoogte als het selve nog staat en inde voorn: kaarte is aangeweezen zonder dat in al dien tijd omtrent de hoogte van den overloop des waters daaraan ofte verders aande afwateringe van gem'te beek benevens den voorn: eijgendom der requiranten eenige veranderinge is gemaakt. Eijndigende hiermeede haere verklaringe, gaven zij attestanten voor redenen van wetenschap; dat hij attestant Jan Harmensz. meer als drie en dertig jaren en vier maanden en hij laatste deposant al zijn leven in der Banne van Schoori voorn: hebben gewoond, dog dat hij Jan Harmensz. drie Jaren van de voorsz. drie en dertig jaren en vier maanden wel heeft gewoond binnen de Stad Alkmaar, dog egter tot Schoori meergen-t dagelijks heeft verkeert en dat zij Deposanten genoegsaam dagelijks gemelte beek aldaar met de respective daar in staande schutborden hebben gesien en daar zoodanigh bij, om, aan ende praesent zijn geweest. Dat zij in dezen met genoegsaeme sekerheijd verklaren ende wijders als in ten text praesenterende het voorenstaande gedeposeerde desnoots ende des versogt zijnde nader te confirmeeren. Dat aldus passeerde binnen de stad Alkmaar voorn: ten praesentie van Jan en Pieter Genne, burgeren alhier, dit verklaarden de twee laatste Deposanten wel te kennen en dezelve zijn die zij haar noemden. Jan Geene T. Vader Pieter Geene Jan Harmensz. D. Sevenhuijsen Albert Cornelisz. Nots: 1729 Publijk. Zoals reeds eerder opgemerkt verwierven de Gebr. van Gerreving in 1721 de Schoorlse molen; het jaar daarop werd de grauwpapiermolen in de Schermer even buiten Alkmaar verkocht. Dit paste waarschijnlijk beter in de bedrijfsvoering, immers de molens in Egmond aki Hoef en Schoori waren beide witpapiermolens. De zoons Abraham en Isaac v. Gerrevink werden belast met het beheer van de Schoorlse molen. In 1733 werd het Papiermakerscontract opgericht, een soort onderlinge verzekering. De Schoorlse molen werd hierbij voor f. 4000,- tegen 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 1997 | | pagina 8