Down An Indian Trail In 1849
ROSELAND'S NINE FOUNDING FATHERS
-üiji
Leendert
Vandersyde
Klaas
Dalen berg
Jacob
Cornelius
Kuyper
Dalen berg
De Jong
Do Jong
PI
John
Jonker
Johannes
Ambuul
Hieronder een vervolg op het artikel in ons
vorige nummer, over de emigratie van
Schoorlse families in 1849 naar Amerika.
De originele tekst is van mevr. Marie K.
Rowlands, de vertaling is van A. van Dalen.
Bij het vallen van de nacht waren er meer zieken, ernstig
zieken. De kapitein werd geroepen. Ja hij wist wat het was,
de Aziatische cholera. Hij zei met een luide stem en veel
gebaren om Pieter de ernst van de ziekte duidelijk te
maken en de noodzaak de doden direct een zeemansgraf
te geven.
Voordat er een week voorbij was waren er al velen van de
groep toevertrouwd aan de golven. Zij die de eerste
slachting door de koorts overleefd hadden waren zo
verzwakt dat ze gemakkelijk ten prooi vielen aan
longontsteking. Tenslotte was het aantal doden 17. De
vrouw van Klaas Dalenberg overleed maar kleine Trijntje
overleefde. Zijn vader Comelis Dalenberg en zijn
schoonvader Comelis Hoogendonk stierven beiden, Jacob
en Geertje de Jong verloren drie van hun acht kinderen;
Gerrit en Jannetje Eenigenburg verloren drie van hun vier
kinderen; de Kuypers behielden slechts twee van hun zes
kinderen en de kleine Jonker-baby, geboren in le Havre
kreeg ook het zeemansgraf. Johannes Ambuul verloor
zowel zijn vrouw als zijn kinderen en Peter Oudendijk
overleed ook, zodat zijn vrouw en Neeltje de reis alleen
afmaakten.
De treurige weken die volgden waren een beproeving voor
het geloof van deze mannen en vrouwen, maar omdat de
tegenslag altijd het geloof versterkt kwamen zij er gesterkt
overheen. Volhoudend betoogden zij dat, ondanks dat God
hen door donkere wateren had geleid, Hij nog steeds hun
God was, die hen zeker naar het beloofde land zou
brengen. Met hernieuwde ijver zeiden ze de catechismus op
en zongen hun geliefde psalmen.
Het woordenboek van Jacob was hun enige afleiding. Wat
een rare taal, dat Engels. Een hond heet een "dog" of een
klein hondje een "puppy" en hoofdpijn is "headache".
Altijd werd het plezier van de Engelse les gecompenseerd
door het zingen van de 42e psalm: 't Hijgend hert, der jacht
ontkomen, schreeuwt niet sterker naar 't genot van de
frissche waterstroomen, dan mijn ziel verlangt naar God.'
Na 42 dagen op zee kwam land in zicht. De hollanders
verzameld op het achterdek, hielden een lof- en
dankzeggingdienst. Jaren later herinnerde John, de elf jaar
oudste zoon van Pieter de Jong, zich die dag en hoe enige
matrozen vloekten en hoe de kapitein hen bestrafte en zijn
hoofd ontblootte en eerbiedig stond toen de gebeden
werden gezegd.
Op 4 juni 1849 werden ze ontscheept en alle immigranten
werden naar de "Castle Garden" gebracht voor onderzoek
door de autoriteiten.
"Och heden, och heden, hoe ziet dit Amerika emit?" Ze
kletsten op z'n Hollands toen ze op hun beurt wachtten
voor de inspecteur in de hoop hun vrees te verbergen. De
tolk was geduldig maar onverbiddellijk toen hij uitlegde dat
de overheidsinspecteur niet kon toestaan dat de
Eenigenburgs het land binnen konden totdat Jannetje en
kleine Trijntje in het ziekenhuis opgenomen waren en
genezen verklaard. Gerrit kon wachten in de "Castle
Garden". (De aard van de ziekte is niet bekend maar zes
weken waren nodig voordat ze hun weg mochten
vervolgen). De groep voelde het als een ramp omdat ze er
niets aan konden doen.
Eindelijk vertrokken ze met de Hudson River stoomboot.
De prachtige beschoeiing waar de snelle stroom van de
rivier langs ging, de boomgaarden en de keurige boerderijen
die ze onderweg zagen waren precies wat ze nodig hadden
om opgelucht verder te gaan en de geestdrift voor het
avontuur te hernieuwen. In Troy stapten ze over op en
Eriekanaalboot. Langzaam voeren ze door de staat New
York en onderweg werden de paarden die de boot trokken
gewisseld. Zo kwamen ze in Buffalo.
De vrede en de rust van het land, de helderblauwe hemel
en het diepe groen van de beboste heuvels gaf hun de
eerste indruk van de weidsheid van dit nieuwe land. En het
voedsel! Hun voedsel was inbegrepen in de prijs van de
tocht. Eindelijk hadden ze de gelegenheid van drie
maaltijden op een dag; dat wat immigranten altijd naar
huis schreven, was regel in Amerika. En wat voor
maaltijden! Voldoende brood, heerlijke koffie en thee en
suiker, bruine suiker voor de kinderen voor op brood. Dan,
wanneer meester de Jong zijn stemvork tevoorschijn
haalde en de toon aangaf, zongen ze met enthousiasme de
81e psalm.
In Buffalo gingen ze aan boord van de stoomboot
"Keystone State" voor de reis naar Chicago over de Grote
6