Het materiaal voor het Pi-park werd voor het grootste deel met Rijnaken door het Noordhollands kanaal aangevoerd. Ze lagen aan de overzijde van het kanaal tegenover ons huis. Op een mooie zomeravond had de bemanning van een van deze schepen trek in vis. Een van de Duitsers gooide toen een handgranaaat in het water en al snel kwamen er vissen boven drijven. Ze werden uit het water gehaald en gebakken. Overal langs de kust van Alkmaar tot Den Helder stonden op het land palen, ongeveer 30 meter uit elkaar en 2,5 meter hoog. Ze werden geplaatst om het landen van vliegtuigen onmogelijk te maken. Ieder zal begrijpen dat deze palen 's nachts vaak werden weggehaald om als brandstof te dienen. Een zeer tragische gebeurtenis herinnert ons nog altijd aan de oorlog. Een jonger broertje van ons, hij heette Klaasje (geb. 8-8-'41) werd op 30 maart 1944 vlak voor ons huis door een wehrmachtauto overreden. Het was voor het eerst dat ik begreep dat er ook nog zoiets als doodgaan was. Zelf kon ik het nog niet begrijpen, hij lag zo mooi in zijn bedje dat ik dacht: hij gaat zo weer lopen, maar helaas. Het houten klompje met zijn naam erop hangt nog steeds bij ons thuis in de gang; hij droeg het bij het ongeluk. De hongerwinter '44 is een beeld dat mij nog helder voor de geest staat. De talloze mensen die helemaal lopend uit de grote steden naar het platteland kwamen met een oude kinderwagen of een bakfiets op zoek naar eten. Eventueel wilden ze ruilen voor kostbare dingen of kleren. Ik weet nog dat die mensen bij ons soms mochten slapen en dan goed te eten kregen. Dat bekwam hen niet altijd goed. Een zwakke maag die lang zo veel voedsel niet gewend was kon dat vaak niet verdragen. Velen keerden later met aardappelen, meel, bonen enz. terug naar de stad. Net als op vele andere plaatsen waren er in de oorlog ook in Schoorldam onderduikers. In het Grebhuis bij de Grebmolen waren bij de familie Klok meerdere joodse mensen ondergebracht. Niemand wist daar iets van. In de oorlog heeft de Grebpolder onder water gestaan, zodat de bereikbaarheid van het Grebhuis vrij moeilijk was, dus voor de onderduikers redelijk veilig maar voor de familie Klok erg gevaarlijk. Ook bij de familie Stolp (hij was een klein schildersbaasje bij ons in het dorp) zaten onderduikers. Het eten voor deze mensen werd wel een 's avonds gebracht door buren en boeren. De familie Stolp was niet rijk. In de zomer van '44 ging mijn vader met paard en wagen naar Groet om voor de hoefsmid, Sijfardus de Leeuw uit Schoorldam, een wagen hout te halen. Op de wagen zaten ook de hoefsmid en mijn twee oudste broers Siem en Wim.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 1996 | | pagina 14