Zondag gingen ze naar de kerk in Krabbendam en die nacht gingen ze allen aan boord om te slapen. Uitgewuifd door familie en vrienden langs het kanaal vertrokken ze Tegen de avond arriveerden ze in Rotterdam en vonden daar de van der Syde familie die op hen wachtte Het eerste verlies wachtte hen daar ook: de kleine baby van Klaas Dalenberg werd ziek en overleed toen hun bagage werd overgebracht aan boord van de stoomboot die hen naar Le Havre zou brengen. Bedroefd begroeven ze de baby op het kerkhof in Rotterdam. In Le Havre lag de 'Massachusetts of Boston' lading in te nemen. Gedurende de vier dagen die ze met wachten moesten doorbrengen was er veel opwinding onder de groep. 'Peter ga eens een dokter halen want de bevalling van mevrouw Jonker komt eraan. Schiet op'. 'Er is hier geen dokter Jan, maar Jannetje Oudendijk weet ook hoe ze moet handelen. Ik zal haar roepen'. Jannetje Oudendijk kwam en bewees dat ze het goed aankon en die avond werd de nieuwe passagier door de kapitein op de lijst geschreven. 'Peter, heb je Jacob gezien? Ik kan hem nergens vinden. Denk je dat hij aan wal is gegaan? Misschien, kijk daar komt hij de straat uit'. Jacob de Jong met fladderende jas kwam de straat uitgerend met een boek in zijn hand. Hij had in een boekenstal in de stad een woordenboek engels-hollands gevonden. Tenslotte lichtte de driemast-schoener 'Massachusetts of Boston' het anker, de zeilen werden gehesen en op 24 april 1849 verdween de kust van Frankrijk en begon de lange reis naar Amerika. Terwijl de 'Massachusetts' de wateren van de Atlantische oceaan doorkliefde probeerden de Hollanders van Schoorl te wennen aan het leven aan boord. In hun benauwde kleine kwartieren onderdeks waren banken die de vrouwen en kinderen gebruikten als bedden. De mannen sliepen op de grond. Er waren geen tafels of stoelen maar in de keuken was een lange kachel met grote ijzeren ketels waarin ze hun maaltijden konden bereiden. Op de derde dag hadden Jannetje Eenigenburg en hun schoonzuster de beurt van eten koken. 'Het zou niet slecht zijn als we deze plek eens konden schrobben,' zei Jannetje terwijl ze in de pan met rijst roerde 'Heeft Pieter de kapitein om zeep gevraagd?' 'Ja, hij nam het woordenboek van Jacob mee, maar de kapitein schudde alleen maar zijn hoofd. Overigens, Jannetje, we krijgen slechts drie liter water per dag voor koken, drinken en wassen, er blijft niets over voor schrobben.' 'Ik neem aan dat je gelijk hebt. Roep Gerrit en Jacob om de ketel te tillen, de rijst is klaar.' De families gingen in de rij staan, iedereen met zijn tinnen kroes, bord en lepel. Op een teken van Jacob bogen ze hun hoofden en zeiden het kindergebed 'Heere, zegen deze spijze, Amen'. Dan liepen ze langs de ketel en eenieder kreeg een lepel rijst en een stuk gerookte haring met een kop slappe thee om het door te spoelen. Klaas Dalenberg was de laatste in de rij. 'Waar zijn je vrouw en kleine Trijntje, Klaas?' 'Ziek met verschrikkelijke pijn in hun maag.' 'Och heden, dat is te erg.' (wordt vervolgd)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 1996 | | pagina 4