De Burenboeken van Buytenduyn
"Een goede buur is beter dan een verre vriend"
De Burenboeken van Buytenduyn die ik heb
gevonden gaan over de periode 1712-1743.
Het amt Buytenduyn lag in de gemeente Schoorl. In
1720 bestond het uit het gebied van de noordelijke
nollen bij de meelmolen, en de zuidelijke nollen.
Nollen zijn lage duintjes, die liggen voor de hogere
duinen. De hoge duinen zijn de jonge duinen, omdat
die pas na het jaar 1000 door verstuiving zijn
ontstaan. In 1832 behoorden de zuidelijke nollen niet
meer tot Buytenduyn. Door verwaarlozing is het
gebied voor de buren verloren gegaan.
Buytenduyn was een schependom. Het werd
bestuurd door een schepen. Een schepen was wat
later een wethouder werd genoemd. Ze werden
benoemd voor de periode van een jaar.
Onder buren zou je boeren of pachters van boeren
kunnen verstaan. Het woord buur en boer hebben
met elkaar te maken.
De buren stelden onder elkaar regels op. Deze
regelingen werden resoluties genoemd. De buren
regelden onder elkaar ook conflicten, zoals b.v. een
grensconflict.
In Schoorl zijn er nog tot in 1928 burenboeken
gemaakt. Dit gebeurde toen niet meer voor ieder
gehucht afzonderlijk, maar voor de gemeente
Schoorl in z'n geheel.
Buytenduyn bleef tot 1910 bestaan. In dat jaar ging
het bezit van de buren van Buytenduyn voor het
symbolische bedrag van f. 1,- over in handen van de
gemeente Schoorl.
Jaarlijks kwamen de buren van Buytenduyn bij elkaar om,
zoals het de gewoonte was, de burenwegen van
Buytenduyn te verhuren. Ze werden meestal onder elkaar
verhuurd. Ze werden verhuurd aan degene die daar het
meeste voor bood. Dit stond in de resoluties.
Zo ook op 2 maart 1720.
De wegen werden steeds in dezelfde volgorde verhuurd.
Het waren achtereenvolgens de Soodtdijk (vermoedelijk de
Schoorlse Zeedijk), de Houtjeslaan, de Bommersweg, de
Oudendijk, de Papegaaisweg (de vroegere Onderweg), de
Schenker, de Bleeknol, het Molenvierendeel, het
Middelvierendeel, de Hoge Nol, de Kleine Nol, de Koeweide
(een weggetje dat liep op de plaats waar nu de lagere
school ligt), de weg bij Huisman, de Witteweg, de Kerkeweg
en de Hofstede De Hofstede werd ieder jaar door de
molenaar gehuurd.
De weg waar veruit het meeste voor werd geboden was de
Houtjeslaan. Deze werd voor 13 guldens, 10 stuivers en 0
penningen aan Aeryen Huysman verhuurd. Het jaar
daarvoor had hij hem voor f. 10 0=0 gehuurd.
Aeryen Huysman huurde behalve de Houtjeslaan ook een
stuk van de Oudendijk en de weg bij Huysman (dit heet nu
de Huismansweg). Het kostte hem in totaal f. 14=1 0.
Het minste bracht de Soodtdijk op. Deze werd gratis
verhuurd aan Pieter Lourus, de schrijver. Pieter Lourus
schreef de burenboeken en verdiende daarmee geld.
Degenen die de wegen hadden gehuurd moesten beginnen
met deze te effenen en met de netels en distels erop uit te
trekken. Dit moest gebeurd zijn vóór 29 mei 1720, in de
week na de Pinkstermarkt, als de buren weer bij elkaar
zouden komen om hun rekeningen te vereffenen en het
overgebleven geld onder elkaar te verdelen.
Daarna kwam de erfpacht aan de beurt. Enkele buren
moesten erfpacht betalen. Dit waren Aeryen Roosloodt,
Jan Jansen Schagen, Tryn Dirks, Siewert en Comelis
Pietersen Backer. De weduwe Tryn Dirks betaalde erfpacht
voor het tuintje van haar overleden man. Het was het
hoogste bedrag, n.l. f. 2=10=0.
Hierna waren er nog inkomsten uit het verkopen van water
aan de brouwer van Purmerent, n.l. f. 5=8=0. Meestal
werd er water verkocht aan de brouwer van Alkmaar.
Andere bronnen van inkomsten waren het verkopen van
rogge en hout.
Het totale bedrag van het verhuren van de wegen, van de
erfpacht en van het verkopen van water aan de brouwer
van Purmerent, werd bij elkaar opgeteld. Het ging in een
gemeenschappelijke pot. Het geld werd bewaard in de buel
(geldbuidel) door de schepen Pieter Klasen Kloek. Het was
een bedrag van f. 45=4=0.
Zoals het de gewoonte was, kwamen de buren weer bij
elkaar in de week na de Pinkstermarkt. Dit was in de
resoluties bepaald. Eerst werden de namen van de buren
opgeschreven en geteld. Er waren 56 huishoudingen in
Buytenduyn.
Daarna werden hun gemeenschappelijke onkosten uit de
gemeenschappelijke pot betaald. In 1720 werden deze niet
gespecificeerd. Er stond alleen dat het de normale
onkosten waren.
Gemeenschappelijke onkosten waren: het betalen van de
schrijver voor het schrijven van de burenboeken en het
toezicht houden op de pomp en de omheiningen, een zegel,
een copie voor de secretaris, de huur van een huis om bier
te drinken en het laten omlopen, bieraccijns en het vervoer
van bier, de huishuur voor een van de buren, hout, spijkers
en arbeidsloon voor het maken van een nieuwe pomp, het
leggen van de pomp, het rijden van de pomp, het teren van
de ladders, het kopen van een nieuwe ladder, het repareren
van een barstend vleesblok, hout, spijkers en arbeidsloon
voor het omheinen van een stuk land, de smid, de
timmerman, een hooiijzer, strikken, els en planten, een
veiling, twee flessen wijn voor de schout. Een schout was
wat tegen woordig een burgemeester genoemd zou
worden.
Het overgebleven geld werd verdeeld. Hierna bleef er nog
f. 1 19=8 over. Dit werd in de buel bewaard door schepen
Pieter Klasen Kloek. De rekening werd ondertekend door
Pieter Lourus.
9