Groet weer zelfstandig
Eindelijk samenvoeging
kabel door zijn overlijden op 25 juli 1815 ten gevolge van
een ongeval met een rijtuig. Zoals vaker gebeurt wanneer
een betrekking plotseling vacant wordt, zag meer dan één
kandidaat zijn kans schoon om te dingen naar de gunst
van de Heer die de voordracht moest doen. Dat was toen
nog de heer Sadelijn te Utrecht.
Deze ontving reeds in april een brief van de hem nog
onbekende Comelis Waagmeester te Schooridam,
meldende dat diens vriend, de schout Dalenberg, door een
ongeval gevaarlijk ziek was en het wel niet lang meer zou
maken. In dit inderdaad ook enigszins ongepast vroegtijdig
schrijven vroeg hij om in het geval de heer Dalenberg
mocht komen te overlijden, begunstigd te mogen worden
met de voordracht tot benoeming als Schout van Groet;
direct na het onverhoopt afsterven zou hij zich te Utrecht
aan de Heer komen presenteren.
Of Waagmeester de protectie van zijn vriend Dalenberg
had, moeten we betwijfelen. Een tweede sollicitant naar het
schoutsambt was Dirk Greeuw, schoolonderwijzer te
Groet. Deze schreef na het overlijden van Dalenberg ook
een brief aan de ambachtsheer van Groet. Het heeft niet
mogen baten; toen de schout op 25 juli overleden was,
zond de heer Sadelijn drie dagen later aan de Koning de
voordracht ter benoeming van C. Waagmeester.
Nog voordat de scheiding van de gemeenten in de praktijk
plaats vond, verkocht hij de heerlijkheid Groet op 7
oktober 1816 aan de heer N. W. Buddingh, notaris te
Utrecht, voor de som van f 1.000,-: De voordracht van
Waagmeester tot Schout van de gemeente wilde de nieuwe
heer wel bekrachtigen.
Inmiddels was echter de voor de deur staande afscheiding
tot de inwoners van Groet doorgedrongen. Deze begonnen
zich met name over de financiële consequenties zorgen te
maken. De combinatie met Schoorl zou toch enigszins in
het belang van de Groetenaren zijn. Ook het argument van
de ligging geheel binnen Schoorl en het benodigde
gemeentepersoneel speelde hierbij een rol.
De vier meest gegoede ingezetenen, nl. Comelis Dalenberg,
G. J. Driessen, Lammert van Hulst en Jan Brons, beseften
zeer goed dat zij voor de gevolgen zouden moeten
opkomen, wanneer de afzonderlijke gemeente bijna zoveel
plaatselijke lasten zou dragen als nu reeds door beide
tezamen bezwaarlijk werden opgebracht.
Immers, de gemeente moest een eigen veldwachter, een
diender, een vroedvrouw en een plaatselijk bestuur hebben,
en dat voor 139 zielen in 33 huishoudens, waarvan er 18
zeer behoeftig waren en slechts vier zo goed gezetenen dat
men bijdragen van enig belang van hen kon verwachten.
Het duurde echter tot 1832 voor er iets gebeurde De
financiële toestand werd steeds benarder; erg veel
voordelen van de afscheiding had men dan ook niet
ondervonden. Op 1 mei 1832 overleed burgemeester
Waagmeester en dat was het sein voor de overblijvende 23
belastingbetalers (op 189 inwoners) om zich aaneen te
sluiten.
Een week later al zonden zij een request aan de Koning,
met het verzoek om Groet en Schoorl te verenigen. De
argumenten zijn ons reeds bekend: de ligging, deze keer
ook de omstandigheid dat de Hervormde Gemeente met
één predikant reeds gecombineerd is (sinds 1805) en dat
de Roomse ingezetenen van beide gemeenten een parochie
vormen; er is slechts één vroedvrouw voor beide plaatsen
en de Schoorlse veldwachter treedt zo nodig ook in Groet
op, omdat men er zelf geen kan bekostigen. Maar bovenal
is het de totaal uitzichtloze financiële toestand. De
jaarlijkse dorpsomslag is opgelopen tot f. 600,- a f. 700,-.
In Schoorl met 700 inwoners is dat bedrag f. 1100,-.
Hoewel de noodzaak tot samengaan duidelijk was
geworden is er nog ruim een jaar overheen gegaan voor het
zover kwam. Er waren nu eenmaal regelen en
voorschriften, die in dergelijke gevallen opgevolgd moesten
worden. Als waarnemend burgemeester van Groet trad na
het overlijden van Waagmeester de burgemeester van de
gemeente Schoorl, J. Peeck, op.
Deze had laten weten, dat combinatie alleen in het belang
van Groet zou zijn en dat het wel zeer dringend was
geworden doordat enkele sterfgevallen in 1832 een vierde
van de gelegenheid tot aanslag hadden afgenomen. Op 8
februari 1833 verzoeken de drie raadsleden aan de
gouverneur van Noord-Holland om ontslag uit hun funktie
omdat zij geen kans meer zagen om een begroting op te
stellen.
De ambachtsheer van de gemeente Schoorl, Jhr. mr. Dirk
van Foreest te Alkmaar, ontvangt spoedig hierna een brief
van de Heer van Groet waarin deze stelt dat naar zijn
mening een gecombineerde heerlijkheid gelijk staat met een
vernietigde heerlijkheid. Aan de begeerte van die van Groet
kan alleen worden voldaan door de beide heerlijkheden in
één hand te brengen. Wil dus Jhr. van Foreest Groet
overnemen, of aan hem, Schoorl overdoen? De zaak
ontwikkelt zich dan snel:
Jhr. van Foreest biedt f 400,- welk bod wordt
5