Schermer boezem Terugloop windmolens verbinding staand met de Zuiderzee, met uitzondering van de uitwateringssluis bij Schardam. Het zou nog ruim 20 jaar duren eer alles volgens plan was gerealiseerd. De volgende fase hield verband met welvaart en landhonger. De ontdekkingsreizen en het daardoor ontstane handelsverkeer maakten dat vooral Amsterdamse kooplieden schatten verdienden en wel bereid waren hun overwinst in droogmakerijen te steken. Leeghwater, de beroemde waterbouwkundige, had aan het bestaande molentype belangrijke verbeteringen aan gebracht waardoor het mogelijk werd diepere meren droog te malen. In 1612 gelukte het hem de Beemster droog te leggen als eerste in een hele reeks. Zie bijgevoegd kaartje. Dat nu de problemen zouden zijn opgelost, allerminst. Bij de oprichting van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen had men bepaald dat die van het oude land altijd water op de dan ontstane boezem mochten uitslaan. Was vóór 1600 de berging van het uitgemalen water nauwelijks een probleem, na de periode van de grote droogmakerijen ging de waterberging binnen het gebied dat nu Schermerboezem heet problemen opleveren. Perioden met veel neerslag vooral in de herfst gaan vaak gepaard met harde wind en storm. Gevolg: hoge waterstanden aan onze kusten waardoor de spuisluizen niet op zee kunnen afwateren. Het laat zich begrijpen dat indien deze samenloop van omstandigheden zich voordoet en het uitmalen op de boezem steeds voortgang vindt, de laagstgelegen polders dreigen onder te lopen. De Dijkgraaf en Heemraden van de bannen Oost- en Westzaan verzochten dan ook in 1795 aan de Provisionele Representanten van het Volk van Holland deze zaak voor ze te regelen. Er werd een commissie van advies samengesteld uit de representanten van de belang hebbenden die op 19-11-1795 bijeenkwam in het logement De Burg in Alkmaar. Nadat deze commissie diverse besprekingen had gevoerd, bijgestaan door 2 deskundigen, kwam men overeen voor de Schermerboezem een bepaald maalpeil in te stellen. De bovenmolen van de Starnmeer werd principale seinmolen. Populair gezegd: deze molen bevond zich op het laagste punt van de Schermerboezem, hier werd een merk geslagen. Als het waterpeil in de boezem dit punt bereikte mochten de polders niet meer op de boezem afmalen. Daar de communicatie niet zoals nu was gemechaniseerd werd een systeem uitgedacht, op basis van de toen bestaande, door de Fransen voor militaire doeleinden gebruikte optische telegraaf. Als het water tot het merk steeg werd een stopsein gegeven door boven in de verticale roede van de molen overdag een blauwe vlag te bevestigen en 's nachts een lantaarn met 3 kaarsen. (Beide attributen zijn in het Sterkenhuis te Bergen te zien). Het stopsein wordt nu gegeven vanaf Spijkerboor, de laatste maal dat dit gebeurde was op 15-12-1966. Door het graven van het Noordhollands Kanaal in 1819-1824 werd de afwatering via spuisluizen in Den Helder iets gemakkelijker en later via de Wilhelminasluis op het Noordzeekanaal in Zaandam. Thans is de kans van optreden bijna minimaal geworden door de stichting van het Zaangemaal, in werking gesteld 29-ll-'66 en de Heisdeur in Den Helder op 13-11-72. De Schermerboezem is nu een gesloten boezem, d.w.z. het stelsel van plassen, vaarten en kanalen ter berging van het uitgeslagen water van de polders kan geheel mechanisch op het Noordzeekanaal resp. op zee worden afgemalen. De visuele seingeving is m.i.v. 1981 opgeheven en door een modem systeem vervangen. Als mr. G. de Vries Az. in 1864 zijn boek "De Zeeweringen en Waterschappen van Noord-Holland" heeft voltooid is de windbemaling zijn hoogtepunt reeds gepasseerd en dienen de eerste stoomgemalen zich al aan, in een later stadium gevolgd door de diesel- en elektrische gemalen. Ruim 500 molens, groot en klein, zorgden voor droge voeten bij onze voorouders in die tijd, al ruim 3 eeuwen lang, sinds de oprichting van de eerste poldermolen. Nadien kwam er langzaam maar zeker een terugloop van de molens. Nu zijn er nog zo'n 80 over, waarvan een deel eigendom is van stichtingen, gemeenten en particulieren. De overigen zijn nog steeds in eigendom bij de waterschappen en in vele gevallen nog in staat hun taak volledig te verrichten als hulpbemaling. Al deze honderden molens werden door even zovele molenaars bediend, zij hielden zo honderden grote en kleine polders droog. Deze polders werden bestuurd door polderbesturen met aan het hoofd de dijkgraven, bijgestaan door heemraden. Ruim 4 eeuwen lang hebben ze dit, levend temidden van de praktijk, op voortreffelijke manier gedaan. In deze bestuurlijke organisaties zou ook de moderne tijd toeslaan. Eind zeventiger jaren heeft het provinciaal bestuur de stoot gegeven tot concentratie van de vele tientallen waterschappen in Noord-Holland; het kaartje laat zien welk resultaat dit geeft. Het provinciaal bestuur, dat in eerste instantie verantwoordelijk is voor de waterschappen, is van mening dat met de huidige organisatie van het waterschapsbestel in Noord-Holland de zorg voor de waterstaat in goede handen is. Nog twee waterschappen, met name het Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier en het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen hebben in de provincie Noord- Holland een bijzondere taak. Deze taken zijn resp.: 1. Zeewaterkering, wegen en IJsselmeerdijken; 2. Waterkwaliteits- en boezembeheer. Dat er nog ooit een stopsein gegeven zou worden werd bijna onmogelijk geacht. Rond 18 september 1994 was het echter zover en dan nog we! door wateroverlast uit het gebied zelf door extreme regenval en niet door een stormvloed. Tot slot: De poldermolens die ons nog resten verdienen het om als hommage aan al die molenaars, bestuurderen, polderbazen en -opzichters die Noord-Holland hebben gemaakt tot wat het nu is, in goede staat worden gehouden om als levende monumenten hiervan te getuigen. K. van Lienen. 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 1994 | | pagina 12