hof f h°P
Bemaling - windwatermolens
c0mPut, y
gemaal
tot
estuurd
Buitensporige waterstanden
Windwatermolens
DE WATERBEHEERSING IN NOORD-HOLLAND
Allereerst heel in het kort iets over de ontstaans
geschiedenis.
De laatste dertig jaar hebben we onze inzichten over
de bewoningsgeschiedenis van de noordkop van
Noord-Holland danig moeten herzien, dit vooral door
archeologisch-geologisch en historisch-geografisch
onderzoek. De eerste bewoning vond niet alleen
plaats op de strand- en stuwwallen, maar bovendien
ook op het enorme veenkussen dat zich over geheel
Noord- en Zuid-Holland en een deel van Utrecht
uitstrekte. Dit betekende tegelijk, zoals zo vaak het
geval is bij menselijk ingrijpen, de ondergang ervan.
De ontginning om tot een gericht landgebruik te komen -
dit betekende in de eerste plaats akkerland - werd bereikt
door ontwatering, en dit veroorzaakte inklinking zowel in
massa als door oxydatie van het veen met als gevolg
verlaging van het maaiveld tot het punt waarop dit land
alleen nog geschikt was als weide- en hooiland.
Een zich over eeuwen uitstrekkend proces, wat tot gevolg
had dat het hele gebied, dat tot dan via een stelsel van
veenstroompjes en -rivieren een natuurlijke afwatering had
op zee, gelijk kwam te liggen met het zeeniveau. Er
ontstond een toestand van wateroverlast vanuit het gebied
zelf en vanuit zee, echter alleen bij extreme omstandig
heden en stormvloeden. Waterlopen verbreedden zich,
stroomgebieden traden met elkaar in verbinding. Zo
ontstonden aa. de Schermer, Beemster en Purmer in de
12e en 13e eeuw.
Om hinderlijk buitensporige waterstanden te voorkomen
werd men genoodzaakt dijken te bouwen, (ca. 1100). Zo
bouwden in het noordwesten van Noord-Holland bij het
dorp Petten monniken van de abdij van Egmond, die zich
daar 950 vestigden vanuit de St. Baafs abdij te Gent, de
Schoorlse Zeedijk en Rekerdam, 1200-1270. Ook de
Westfriese Omringdijk dankt zijn bestaan aan deze
ontwikkeling. In het deel waar zich de eerder genoemde
ontstane meren bevonden trachtte men hun invloed te
beperken door het leggen van afsluitingsdammen: de
Nieuwendam in de Krommenye (1357) en een dam in de
Purmer Ee bij Monnickendam (1400-1401). Visserij- en
handelsbelangen verhinderden vooralsnog een volledige
afsluiting van dit gebied tegen de zee-invloed.
Welke invloeden er de oorzaak van zijn geweest dat
windmolens in een betrekkelijk laat stadium van hun
ontwikkeling geschikt zijn gemaakt als water-
opvoerwerktuig is voorlopig nog niet geheel duidelijk.
Voorschriften, althans pogingen daartoe, uitgevaardigd
door diverse landheren tot eenmaking van dijkbeheer
binnen hun gebied geven hierover geen informatie
Daar men echter tot heden toe meer aandacht heeft voor
mBBÊKBÊBmKSm
De Groeter molen, een Noordhollandse binnenkruier
staatkundige ontwikkelingen, samenzweringen, oorlogen
enz., blijven we hopen dat bij nader onderzoek nog nieuwe
feiten aan het licht komen en er vanuit het onderwijs de
waterstaatkundige geschiedschrijving een wat bredere
belangstelling zal mogen genieten. Dat Floris V is
vermoord en door wie is schijnbaar belangrijker dan dat hij
in 1288 reeds pogingen heeft ondernomen om tot
hervormingen op waterstaatkundig gebied te komen.
Onder het bewind van Willem VI, graaf van Holland en
Zeeland, is er sprake geweest West-Friesland tot een
Hoogheemraadschap te maken. Bij dreigende dijk
doorbraak in 1436 stelt Philips de Goede hoogheemraden
aan over de gehele Westfriese Dijk. Dit zijn slechts enkele
van de vele voorbeelden. Dit verhaal zou tot heden kunnen
worden doorverteld; nu verder over de windbemaling.
Tot zover alleen verordeningen betrekking hebbend op
dijkbeheer. In 1274 is er reeds sprake van windmolens. Als
het oudst bekende document in onze streek waarin sprake
is van windmolens geldt het privilege dat door Graaf Floris
V aan de poorters van de stad Haarlem werd geschonken.
Hier is echter alleen sprake van korenmolens.
Het zou tot omstreeks 1400 duren voor er sprake is van
een timmerman onder Groede (nu Groet bij Schoorl) die
7