De schipper verklaarde 'dat hij op den 7e October omtrent
15 mijlen van de wal was, er een swaar noordwester storm
heerste, waardoor de streng van de mast was gebroken, en
het zijl en met de gaffel neergevallen was, en dat door de
geweldige aanhoudende storm zij daardoor op lager wal
zijn gedreven en zij onmogelijk weer in zee konden komen'.
Vervolgens verschenen op 19 oktober voor dezelfde
schepenen Lourent Cousebant en Jan Koster
'beyde oude kapiteins op diverse schepen varende na de
Middellandse zee, Suriname en elders. De eerstgenoemde
wonende tot Groet en de laatste in Schoorl, welke waren
aangezocht door de schipper Petter de Moen om op 18
oktober een onderzoek te doen naar de toestand van het
schip. Bijde oud Capiteins verklaarden dat het schip hoog
op het strand ligt en bij laag water rondom droog ligt en zij
hebben bevonden dat er in het schip 28 duim water staat.
Tevens hebben zi bevonden dat het voorschip 3 1/4 voet en
achter 4 3/4 in het zand zit. Ook verklaarden zij dat zij niet
onder het schip konden zien, maar dat het zeewater daar in
en uit kon lopen, ook het roer was aan stukken, en ook
was er een stuk van de skeg weg. De bijde kapiteins
verklaarden verder dat naar beste kennis en wetenschap
het voornoemde schip niet genoegzaam in staat te zijn en
door de hoge onkosten niet waardig te zijn om het schip
weer in zee te doen brengen'.
Vermoedelijk is het schip wel bij opbod verkocht voor de
sloop en de lading overgebracht. Hierover is door de heer
Piet Dekker nog een interessant verhaal geschreven: 'De
ramp met de Oostindiëvaarder Vrouwe Elisabeth
Dorothea' te Sint Maartenszee in de nacht van 27 op 28
november 1767'. In dit verslag komen onze plaatsgenoten
Jan Baslas, later Jan Bas en Hans Fokkema voor, met de
voor hen slecht aflopende zaak.
Op de 26e februari 1761 compareerden voor
Casper Spinloo, secretaris van de Heerlijkheyt
Schoorl en Camp met als schepenen Maarten
Koek en Cornells Cornelisz. (vermoedelijk
Dalenberg)
Driemast Hoeker zeylende voor de wind
Barkentyn zeylend bij de wind
Jan Everts (tekent met John Eriett) stuurman
Willem Matters
Stefsen Potrip (tekent Stephan Wolthroph»
Thomas Jiddering (tekent Thomas Jerrold)
alle scheepsvolk en matrozen van het
tweemaster Bargentijnschip genaamt "Robbert"
en gevoert bij Clemmens Ruhandsan, geladen
met ballast van Schiedam in Holland naar
Lienen in Engeland, en welke op dinsdag de 29e
februari des voormiddags omtrent 10 uren alhier
te Camperduin is gestrand, en de welke allen de
Engelsen taal sprekende, waarbij Louris
Cousebant, gewesen kapitein ter zee en de
Engelsen taal sprekende en magtig zijnde,
verklaarde dat op 19 februarie met een
zuidwesten ten westen wind betreffend meer
andere schepen zijn uitgezijlt uit den Briel de
wind des avonds als voren doch mitternachts de
wind west noordwest lopende, werde
genoodzaakt sonic van zijl te gebruiken (het is
mij niet geheel duidelijk wat hier bedoeld wordt)
om van de Hollandse kust af te houden.
'Door het strak zijlen lek wordende wierden genoodzaakt
gestadig te pompen, doch wegens de ballast van sand, het
schip en de lading het water niet bij de pomp konden
komen, was men genoodzaakt ondanks alle pogingen, met
algemeen overleg en toestemming ter behoudens van haar
levens het schip op het strand te zetten daar het naar
mensen oordeel geen mogelijkheid was om het schip of
mensen te kunnen behouden".
J. Muelink.
7