Scheepstrandingen te Schoorl in 1753, 1756 en 1761 Bij het onderzoek van de oud rechtelijke archieven die opgemaakt waren door Schout en Schepenen waren in die tijd ook belast met de rechtspraak bii werden deze akten opgemaakt en bewaard. Merkwaardig is, dat ik geen andere akten of verklaringen heb kunnen vinden in de gemeentelijke archieven. Men kan toch vrijwel met zekerheid aannemen dat ook vóór en na deze tijd schepen op onze stranden zijn komen vast te zitten, of zijn vergaan. Het kan ook zijn dat deze maritieme zaken onder een ander gezag vielen en dus elders te vinden zijn; wellicht zijn deze akten ten overvloede opgemaakt. Wel was het gebruikelijk dat bij aankomst in een havenplaats, of bij thuiskomst, de bijzondere voorvallen van een reis of stranding werden vastgelegd bij een notaris of het plaatselijk gezag. Deze drie strandingen geven een aardig beeld van de toedracht hiervan en ook van de lading, herkomst en bestemming. Ook laten ze zien dat langs onze kust een druk scheepsverkeer plaatsvond. Op den 29e November 1752 compareerde voor Casper Spinloo. secretaris der Heerlijkheijt Schoorl en Camp, met Pieter Dirksz de Jong en Jan Arisz als schepenen Jochem Pieters geboortig van Rostok Louw Gerritsz van Bakhuizen Pieters Hendriks van Wormer Andries Jansz uit Noorwegen Frederik Andriesz van Dantzig Ier gemeente Schoorl trof ik een drietal akten aan, van onze gemeente. Deze Schout en Schepenen men hun gemeentegrenzen, en door de secretaris Koff-Schip Deze akte besluit met de gewoonlijke herhalingen en verklaringen om een en ander onder ede te bevestigen. De akte werd gepasseerd in het huis van Maarten Koek, wonende alhier, en door allen ondertekend. alle Scheepsvolk en matrozen van het Kofschip genaamt "Kort verblijf" gevoert geweest zijnde bij schipper Wouter Pekel van Bakhuizen in Vriesland, varende van Dantzig na Dieper in Frankrijk geladen met graanen en eenig hout, en op den 23 deser des s'avonds omtrent ses uren onder deze jurisdictie gekomen, en ten verzoeke van Tjitse Wiebes van IJlst in Vriesland stuurman van het Kofschip, alsoo de schipper voornoemt bij het stranden van het schip is verongelukt. (Hoe en waardoor de schipper is verongelukt wordt niet vermeld). De stuurman verklaarde "dat hij wegens de uiterste noodzakelijkheit en met volkomen toestemming van alle scheepsvolk hebben moeten resolveren (besluiten) het Kofschip op het strand te setten, alsoo zij wegens swaar weer in so verre op de lager wal waare geset, dat zij onmogelijk weder in zee konden komen, nog ook geen minste gelegentheit konden uitvinden om te kunnen ankeren en dus wat mogelijk tot behoudens van haar leven tot voormelde uitersten hebben moeten resolveren". Op den 12 October 1756 compareerde voor ons. Casper Spinloo, secretaris der Heerlijkheyt Schoorl en Camp, Jacobus Coedijker en Jan Arisz. schepenen aldaar Jonas Rubink geboortig van Uddewalle, stuurman Comelis Bekker Cristoffel Holm Erik Bekker Hindrik Prins en Olof Wilsson allen geboortig uit Sweeden, matroosen en scheepsvolk van het hockerjagt genaamt St. Johannes" gevoert bij schipper Petter de Moen van Maatstrand in Sweeden. Het schip was onderweg van de Crooswijk na Uddewalle geladen met zout, brandewijn, wijn. azijn en Martenique Coffijbonen en op den 8e October 1756 des namiddags tussen 3 en 4 uur alhier gestrand. 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 1993 | | pagina 8