Brief uit 1809 over de toestand van de duinen Gedeelte van een brief uit 1809 over de toestand van de duinen tussen de noordgrens van Rijnland en Den Helder, opgesteld door "Dijkgraaf en Hoogheemraden van de Hondsbossche en Duinen tot Pette" gericht aan Zijne Excellentie den Minister van Zijne Majesteit tot de Binnenlandse Zaken. In deze brief worden de duinen van Oost naar West onderverdeeld in Voorduinen, Middenduinen en Zeeduinen. Het stuifvrij houden van de Voorduinen kwam geheel voor rekening van de bewoners van de dorpen langs de duinen: de ingelanden. Het stuifvrij houden van de Middenduinen werd bekostigd door de Overheid en de bewoners van de dorpen tezamen, de bewoners werden aangelanden van deze duinen genoemd. De Zeeduinen werden geheel door de Overheid onderhouden. In deze brief aan de Franse Koning geeft de Dijkgraaf aan de Engelse Invasie de schuld van de verstuivingen! Uit oudere rapporten blikt evenwel dat de Schoorlse duinen ook vóór 1799 al ernstig in verstuiving waren. AAN DE BERGER DUINEN grenzen dadelijk de ellendigste van alle die Duinen, die van Schoorl namelijk. Zij strekken zich aan de Landzijde uit van de Poelenburgsche laan of scheidpaal Van Bergen tot aan zeker huis der kinderen van Wijlen Hendrik Dalenberg, en daarna van Hargen tot aan het Camperduin, terwijl tusschen het evengemelde Huis en Hargen de Voorduinen van Groet gelegen zijn. De Voorduinen zijn op de meeste plaatsen in eenen zeer slegten staat. Zij zijn dit eensdeels, omdat de vreesselijke stuifbergen der Middenduinen dezelve reeds gedeeltelijk verwoest hebben en dagelijks verder met geheele en zekere verwoesting dreigen en anderdeels omdat aan de Voorduinen zelve niets wordt gedaan en het uitdelven van konijnen op de slordigst mogelijke wijze verrigt - maakt het kwaad dagelijks erger. Op onderscheidene plaatsen zijn reeds aanzienlijke Bosschen ondergestoven en Huizen en Landerijen lijden reeds dadelijk door overstuivend zand, tot op eenen verren afstand zeer groot nadeel. Inzonderheid is dit het geval bij de Roomsche Kerk, de stuifbergen liggen daar onmiddellijk naast zeer goede Huizen en zeer goed Bosschen - geen jaar zal waarzijnlijk verlopen of eenige derzelve gaan opnieuw en voor altijd onherstelbaar verloren. Zeer goed zaadlanden zijn reeds gedeeltelijk en worden dagelijks meer onbruikbaar door overstuiving van het onvrugbaarste witte zand, hetgeen ergens aanwezig is. Deze Voorduinen wierden voor het jaar 1799 door de Ingelanden uit eene daartoe geschreven aanslag onderhouden, dezelve bedroeg 's jaarlijks zes Honderd en dertig Guldens en de Duinen waren in goeden staat, dan sedert de invasie van 1799, wanneer het rampzalige Schoorl, het ongeluk meer dan eenige andere plaats trof, en dit schone Dorp bijkans geheel verwoeste, konden de meeste Ingelanden deze kosten niet meer opbrengen. Ruim vier en zestig Morgens wit verstoven veld, liggen in deze Voorduinen en hebbben zich van meest al het Houtgewas hetgeen daar tevoren vrij welig groeide, meestergemaakt, de Helm is hier zeer schaars en dezelve stuift dagelijks nog meer onder het zand en word verloren, terwijl noch daarenboven de behoeftige ingezetenen deze Helm wegnemen om tot eene ellendige brandstoffe te verstrekken. De Midden Duinen zijn in nog veel erger toestand en men kan zich daarvan, zonder dezelve met eigen ogen gezien te hebben, geen denkbeeld maken. In dezelve zijn zeker niet minder dan drie Honderd morgens wit verstoven zand, men kan zeer geruimen tijd in dezelve gaan, zonder aan eenige zijde, zo verre het oog reiken kan, ook zelfs het geringste bewijs van eenige vegetatie te zien. Een groot aantal ontzettende stuifbergen liggen reeds tot in de Voorduinen en zetten dagelijks verder over Groene Velden van belang, waarop benevens een aantal vee wierde geweid, aanzienlijke Bosschen, wierden in deze Midden Duinen nog voor. weinige jaren gevonden, maar zijn thans verdwenen en hebben voor de akelijkste onvrugtbaarheid plaats gemaakt. Voor 1799 contribueerden de aangelanden nog ruim drie Honderd guldens 's jaars, terwijl van 's Landswegen, eene subsidie van vier Honderd guldens daar wierd bijgevoegd voor de beplanting, doch na die tijd hield dit op zoodat tot aan 1803 niets in deze Duinen wierd gedaan, waaraan dan ook de hooge graad van derzelver verval is toe te schrijven. Over de jaren 1804, 1805 en 1806 wierd door het Gouvernement tot herstelling dezer Voor en Midden Duinen eene'subsidie van Drie Duizend Guldens 's jaars toegestaan (waarvan echter slechts twee termijnen zijn genoten en de aangelanden voegden hier 's jaars Duizend Guldens bij, dan dit alles was niet in staat deze Duinen geheel te herstellen. Niets kan intussen noodzakelijker zijn, niets van meer belang, voor dit gedeelte van het Koninkrijk, dan dat onmiddellijk de hand worde geslagen aan de beplanting en het gevaar, waarvan de gevolgen niet te berekenen zijn, alzoo gestuit; Dan het zal onmogelijk zijn, dit op eenmaal te effectueren en het is aan ons voorgekomen, dat de beste zoo niet de eenigste weg zal zijn, dat de stuifbergen der Midden Duinen, waar zij aan de Voorduinen reiken, eerst en voornamelijk worden beplant hoe kostbaar dit ook vallen zal, daar de Helm niet genoegzamen voorraad voorhanden is en dat deze beplanting jaarlijks van achteren naar de Zeeduinen worde gecontinueerd en verbreed, terwijl daar door de verstuiving der Voorduinen van zelve zal worden voorgekomen, ten minsten oneindig verminderd 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Scoronlo: uitgave van de cultuurhistorische vereniging Scoronlo | 1992 | | pagina 9