logeerde mijn vriend Proost bij me. Maanden lang zaten we
de gehele dag in de kelder te werken, 's Avonds bracht ik
wat bezoeken bij zieken. Mijn kerkeraad vond het goed dat
Leidse vrienden die bijna klaar waren, in Schoorl of Groet
de dienst leidden; enigen hebben daar hun eerste preek
voor een echte gemeente gehouden, waarbij we maar in het
midden laten of ze daartoe steeds kerkrechtelijk bevoegd
waren; zo niet, dan heb ik in ieder geval eerlijk aan de
kerkeraad gezegd dat dit niet het geval was. 's Avonds laat
zaten Proost en ik op het duin vlak achter ons huis. Nog
reed er geen auto voorbij. De wind blies door de dennen, en
in de verte het geluid van de klotsende zea
Toen ik in het najaar van 1911 mijn doctoraal examen had
afgelegd, en dit in de Alkmaarse Courant vermeld werd,
was ik in het dorp bijna een waardig opvolger van dr.
Jelgersma. Langzamerhand groeide in mij het besef dat ik
dit idyllische dorp zou moeten verlaten. Maar ik hield
zoveel van de gemeente en haar bewoners, dat ik enige
keren de kansen op een beroep naar een grotere gemeente
afsloeg.In de nazomer van 1912 zaten er op een
zondagmorgen zonder dat ik daarvan iets kon vermoeden,
drie lioorders' van de Nederlandse hervormde gemeente te
Zutphen in ons Schoorlse kerkje Na afloop van de dienst
kwamen zij aan de pastorie aanbellen, en vertelde de leider
der hoorcommissie me, dat er twee keer vruchteloos door
de gemeente Zutphen een beroep was uitgebracht, en men
niet gaarne zou zien dat een derde bedankje volgde Ze
hadden de voordracht en de hoofdgedachte van mijn preek
geapprecieerd al zou ik in Zutphen wat minder eenvoudig
moeten preken. Ook hadden ze goede inlichtingen over
mijn werk ontvangen en deze morgen gemerkt dat ik mijn
gemeente 'in de hand had'. In principe hadden ze dus
besloten mij als predikant te Zutphen voor te dragen, waar
ik goed werk zou vinden. Ze zouden het echter zeer
waarderen, als ik mij in Zutphen persoonlijk op de hoogte
zou willen stellen, en daar kennismaken met mijn eveneens
vrijzinnige collega Faber. Over Van den Bergh en Eysinga
had ik wellicht een en ander gehoord; een uitstekend
spreker, maar niet voor de gewone Zutphenaren. Meende ik
na mijn bezoek te Zutphen dat ik in Schoorl zou moeten
blijven, dan rekenden zij erop dat ik dit eerlijk zou zeggen;
in dat geval zouden ze mij dus niet beroepen.
Zutphen
Ik wilde hun ter wille zijn, want zelf had ik liever dat mijn
naam niet in de krant stond. Zo reisde ik naar het
Achterhoekse stadje om met de tien jaar oudere collega J.
L. Faber, lid van de s.d.a.p., en later ook kamerlid voor die
partij kennis te maken. Deze stelde me van de eigenaardige
Zutphense toestanden, alsmede van moeilijkheden die ik
niet moest onderschatten, op de hoogte Het was echter zo
aanlokkelijk met deze sympathieke collega te mogen
samenwerken, te meer daar hij een tien jaar langere
ervaring had dan ik, dat ik, zij het met pijn in het hart,
besloot Schoorl vaarwel te zeggen. Ik durfde dit nauwelijks
aan mijn gemeente mede te delen. Toen ik echter betoogde,
dat ons dorp waar des zomers steeds meer vreemdelingen
zouden komen, en de toestanden snel veranderden, feitelijk
behoefte had aan een wat oudere predikant, een met een
gezin, waren velen het in hun hart daarmede wel eens. Ik
meende iemand te kennen, die bij hen paste; dat deze
collega min of meer een geestverwant der kwakers was
achtte ik een aanbeveling. Het was een blijk van ver
trouwen dat men mijn raad opvolgde.
Nu ik dit neerschrijf is het bijna vijfenveertig jaar geleden
dat ik Schoorl verliet. Ik mocht er niet te vaak terugkomen;
ik had vaak heimwee naar mijn dorp... De oude 'stammen'
hebben geleden; mijn vrienden van toen zijn bijna allen
heengegaan. In 1934, toen ik vijfentwintig jaar predikant
was, hebben de meester van Groet en twee vrienden van
de 'bibliotheek' de herdenkingsdienst in de remonstrantse
kerk in Den Haag bijgewoond; dat zij er toen waren, gaf
aan die dag bijna de grootste feestelijkheid.
Anders
Door de toevloed van vreemdelingen, en de vele daar
gebouwde landhuizen zijn Schoorl en Groet niet meer de
oude dorpen, zoals ik die kende Of... toch wel? (Het
eeuwige probleem: is Rusland ook nu nog het oude
Rusland?) De nieuw gebouwde huizen staan in Schoorl en
Groet tussen de oude; ze zijn niet al te duur, hebben soms
iets romantisch slordigs, en nemen snel de patina der
duinstreek aan. Onder de invloed der schildersgezinnen
zijn ook de dorpskinderen kleurig gekleed, anders dan in
mijn tijd. Maar ze hebben nog dezelfde leuke gezichten.
Spreken ze nog het oude karakteristieke Noordhollands?
Of is alles op de noemer van het al te gewone Nederlands
gebracht? Is alles ook hier gladgestreken tot een vader
lands, en straks tot een Europees geheel?
En ik? Ben ik nog de jongeman die over slootjes sprong
om met de mannen van het land, mijn gemeenteleden, een
ogenblik een praatje te maken? Ben ik nog de jonge
dominee tot wie zon man op het land half ernstig half
spottend zei: ik geloof wel dat God een paard schiep, maar
een mol, nee? Ben ik nog degene voor wie ze schoffel en
spade even weglegden? Ben ik nog degene die om de
veertien dagen met een geklede jas aan en een hoge hoed
op het hoofd naar Groet rende, en daar zo laat aankwam,
dat de dienst op zondagmorgen er om tien minuten over
half tien begon? Ben ik nog degene die waakte bij zieken?
Alles leeft nog... in mijn herinnering: mijn eenzame
jongensstrijd die men niet onderschatte; mijn vreugde als
een kerkdienst, naar ik vast geloofde, de mensen even had
opgeheven uit de sfeer van het gewone leven; mijn
blijdschap als ik in hun huizen vriendelijk werd ontvangen;
al mijn twijfel, en al mijn vrede die alle verstand te boven
gaat. In het dorp kent men nog mijn naam. Was ik daar al
een herinnering van lang geleden, de radio, waarvoor ik
zeven jaar lang wekelijks mocht spreken, maakte mij in die
tijd tot een levende herinnering. In mijn memoires neem ik
afscheid van u, ook nu nog liefelijk Schoorl. Deo volente
kom ik als gewoon mens nog eens terug. Hier aan mijn
schrijftafel, stel ik mij u voor, zoals gij een halve eeuw
geleden waart, eenvoudig, vaak bijna armoedig. Ik zou niet
wensen dat het weer werd als voorheen, maar wel dat iets
van vroeger bewaard bleef.
11