Gogh leerde kennen, dacht ik: zo'n nauw pakje droe
gen ook velen in Schoorl. Vaak hoorde ik zeggen: 'Er
is maar een Groet'. In hun dorp, in de gebruiken en
de moraal daarvan, voelden de mensen zich senang.
Dat had zijn bekoorlijke, maar natuurlijk ook zijn
bezwaarlijke kant. Ze waren niet overdreven chauvi
nistisch, maar toch... Zo was de vrouw van een der
Groeier bakkers min of meer een vreemde, hetgeen
niet uitsloot dal men haar graag mocht lijden; ze
kwam dan ook heel om den oost vandaan, d.w.z. uit
de buurt van Hoorn. De Groeiers wilden niet bepaald
beweren dat de mensen daar om den oost niet deug
den, maar ze waren toch wel 'aars', ietwat lichtzinnig.
Zo was het niet in de haak dat een bruiloft daar 'tot
meikerstijd' duurde. In Schoorl en Groet eindigde
zo'n feest 'gnappies' om een uur of twee in de nacht,
zodat je nog een 'tokkie' maken kon, aleer de nieuwe
dagtaak begon. Ook sommige welgestelde boeren
waren in vele opzichten doodeenvoudig. Toen ik eens
's morgens om een uur of tien van een nette koop
vrouw, die met een mand aan een juk op haar schou
ders door het dorp liep, wat garen en band had ge
kocht, vond ik die enige uren later aan tafel bij een
van mijn Groeter kcrkeraadsledcn; het leek wel of de
gastvrijheid uit de tijd der aartsvaders hier nog voort-
bestond. En toen ik op een zondagmiddag bij dit door
mij zeer geapprecieerde echtpaar een bezoek bracht,
dacht ik eerst dat er niemand thuis was, hoewel de
achterdeur niet op slot was; toen kroop eerst hij uit de
bedstede, en daarna zij. Op zondagmiddag sloten ze
hun deur niet af als ze een 'tokkie' deden; dan konden
alleen maar kennissen komen; op een weekdag ston
den de zaken anders. Ziedaar hun commentaar. De
typische moraalcode had in mijn dorp, gelijk overal,
vooral betrekking op het seksuele leven. Als een jon
gen een meisje inviteerde met hem een der vele ker
missen van het seizoen te vieren, en zij die uitnodiging
accepteerde, reed hij met haar per fiets of per dogkar
naar het dorp waar de kermis was; daarna had zulk
een jongeman het recht het meisje zijner keuze op
twee zondagavonden te bezoeken. Dan zette ze hem
koffie en koek voor in een vertrek waar ze hem alleen
ontving, en dan waren 'in het gnappe' enige vrijheden
wel geoorloofd. Om negen uur moest die jongen
echter weer verdwijnen. Langer 'vloide' niet. Nu ge
beurde het eens dat ik aan een oudere catechisante
die bij een oom de huishouding deed, een brieljc voor
die oom wilde meegegeven. Waarop het meisje met
hoogrode kleur zei: 'k Ben niet meer bij mijn oom'.
Toen ik nu zelf de inhoud van dat briefje aan die man
ging mededelen, vertelde hij mij dat hij zijn nichtje
haar conge had gegeven, omdat ze 'een slecht moidje'
was. Ik antwoorde dat ik haar als een van mijn beste
catechisanten beschouwde. 'Dat kan wel zijn,' luidde
zijn repliek, 'maar toch deugt ze niet.' En toen kwam
het verhaal. Ze had een jongen, met wie ze naar een
kermis was geweest, tol na negenen bij zich gehouden.
Daar ze oom uitlachte, toen hij haar deswege recht
vaardig kapittelde, had hij op hun kamer de volgende
week een wekkertje opgesteld, dat om kwart over
negen afliep. Daar hel meisje zo haar gezicht verloor,
hadden oom en nicht ongenoegen gekregen. Nu moest
De pastorie (een melkinrichting?) in Schoorl tegenover de kerk en het raadhuisje.
14