13.
Op de boerderij
In de oorlog heeft mijn vader vanwege de scheurplicht ook wat
land voor akkerbouw moeten gebruiken, ongeveer een hectare. De
bieten die we als veevoer teelden, vermaalden we niet, we hadden
niet eens een bietenmolen. We gaven de koeien gewoon hele bie
ten te eten, die zij tegen de muur rolden en dan zo opaten. Met
acht stallen voor acht keer twee koeien én nog een koeboet met
acht stuks vee had ik vierentwintig koeien onder dak. Een flinke
boerderij. Die boet was nog uit grootvaders tijd. Rond 1950, toen
er veel tbc heerste, ook onder de koeien, zijn er op advies van de
Blauw een soort voortrekker net als Rinus Blauw. Na Blauw
werkte ik vier jaar bij Piet Zwemmer, die ook vertrok. Hij ging
naar de Flevopolder. Het waren goede boeren. Als je verder wilde
in de nieuwe polders, moest je wel wat in je mars hebben. Na een
half jaar thuis te hebben geholpen, omdat broer Jan was opgeroe
pen voor de militaire dienst, heb ik vier jaar gewerkt bij Jan
Leegwater.
Toen ik 26 was, heb ik de boerderij van mijn vader overgenomen,
met ongeveer tien ha grond. Jan en ik gingen na vier jaar uit el
kaar. Jan kocht eigen grond. Voor opvolging was de boerderij, het
bedrijf, te klein voor twee man. Jan had altijd al interesse voor
kippen. Nog heel jong was hij al begonnen met het uitbreiden van
het aantal eieren onder de kip. Van lieverlede groeide dat uit tot 40
leghorns, witte kippen, die hij betrok van de gebroeders Bos.
Vervolgens kwamen er twee houten kippenschuren bij. Wat eerst
een hobby was, is gegroeid van vijftien stuks tot 90 000 mestkui-
kens. De basis voor dat grote aantal is gelegd in systeembouw
waar 300 vermeerderingskippen in konden die de eieren produ
ceerden voor de mestkuikens. Driekwart hectare was toen kippen-
boerderij.
Al boerden Jan en ik apart, we hebben altijd veel samen gedaan,
ook met anderen. Voor de maaimachine hadden we twee paarden
nodig, dus leenden we het paard van Ome Cor Weel, de vader van
Sjaak, en andersom als hij er een extra nodig had.
Ontwikkelingen
De eerste tijd huurde ik nog. Het waren al
lemaal stukkies aan elkaar, door sloten ge
scheiden.
Ik ben gelijk al begonnen met sloten te
dempen en zelf te bemalen. Het was ook
nodig door de polderpeilverlaging. Het
was een soort eigen verkaveling mag je
wel zeggen.
Zelf heb ik altijd geboerd zonder knecht.
Dat kon ook, doordat de mechanisatie op
kwam. In mijn jeugd heb ik nog handmatig
koeien gemolken. Vader Niek is al begon
nen met een melkmachine in huis. Daarna
heb ik een loopstal gezet tegen de boerde
rij aan. Tot 1969 deed ik alles nog met het
paard. In dat jaar kocht ik een tweede
hands trekker, een Ford Dextra. Verder heb
ik natuurlijk wel gebruik gemaakt van
loonwerkers voor het grote werk.
In 1970 kon ik grond bijkopen in de
Berkmeer, grond die tegen ons land aan
was gelegen. Die grond was oorspronke
lijk van de familie Leegwater, van wie la
ter Evert Schoen ook de boerderij op
Molenweg 8 heeft overgenomen Daarmee
kreeg ik het dubbele van wat we hadden.
Nog meer grond kochten we bij in de
Berkmeer, niet daarbuiten: 5 ha van Arie
Bakker, in 1966. Neef Sjaak Weel,
Berkmeerdijk 15, kocht de andere helft
van hem, ook 5 ha voor 35 000 gulden.
Was de grondprijs in 1966 nog 10 000 per
ha, in 1977 was het al 40 000 geworden.
huisarts slaapkamers boven gemaakt. Mijn
broers Louis en Niek, aan wie extra rust
was voorgeschreven, sliepen eerst nog aan
de koegang in bedstedes in de hooiberging.
Toen zijn er aan de voorkant en zijkant
ook dakkapellen gekomen.
Door koeien met tbc te isoleren konden we
het probleem van de ziektes oplossen. Van
Piet Zwemmer, bij wie ik vier jaar werkte,
wist ik dat hij besmet vee isoleerde. Zo
kregen we ziektes onder controle. Van
abortus bang, een infectieziekte die ver
werping ofwel miskraam veroorzaakte, is
bekend dat een boer soms zijn hele stal er
mee kwijtraakte. Dat overkwam bij voor
beeld Arie Kuiper.
Piet Weel en Nel van 't Ent voor Vrede-Oord.
Album Piet Weel.