4.
stoommachine blijven, zo vond het polderbestuur die
Selleman zag als een supermolenaar die, zoals elke
molenaar toen, niet vrij was in zijn bewegingen. De
hulpmachinist werd de kop van jut en kreeg ontslag.
Maar de problemen bleven. Het gebruik van kolen
voor de stoomketels bleek steeds hoger dan begroot.
Er waren ook problemen met de stoker. Gebruik van
alcohol was een punt van kritiek, maar bovenal bleef
de capaciteit van het gemaal ondermaats.
Kolenverbruik te hoog
Het exterieur van het gemaal zag er indertijd
net zo uit zoals we dat nu kennen, maar zonder
de twee aan de zuid- en noordzijde aangebouw
de zijvleugels. Die zijn er in 1889 aangebouwd.
Om de capaciteit van het gemaal te verhogen,
moest het gebouw aan weerszijden worden ver
groot. De ijzergieterij De Prins van Oranje ver
zorgde de uitbreiding. Het vergrote gemaal
kreeg er twee stoomketels bij, nieuwe vijzels en
een extra centrifugaalpomp. Maar het hoge ko-
lenverbruik bleef zorgen baren. Het polderbe
stuur liet in 1906 een onderzoek doen naar de
toestand van het gemaal met als doel het hoge
kolenverbruik te verminderen. De ingenieurs
W.C. en K. de Wit kwamen met een advies.
Alles moest vervangen worden. Er kwamen
twee nieuwe Compound stoommachines met
Stevinson schaarbeweging. Elke stoommachine
werd gekoppeld aan een Schotse vlampijpketel
met drie vuurgangen. Deze ketels hadden een
veel grotere capaciteit dan de oude ketels. De
twee stoomketels stonden in het ketelhuis. Dat
was in het rechterdeel van het gemaal. De beide
Compound stoommachines stonden in het lin
kerdeel, de machinekamer. Het gemaal had toen
nog een deur in het midden die via een entree
toegang gaf tot beide afzonderlijke ruimtes.
Naast het gebouw kwam een grote houten loods
voor de opslag van steenkool. Het aantal water
molens werd verkleind, maar bijstand bleef no
dig door tien in de polder nog aanwezige mo
lens.
Kiezen voor degelijk
De Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918 ver
oorzaakte grote problemen met de aanvoer van
steenkool voor het gemaal. Toch duurde het tot
1931 voordat het polderbestuur aan vernieu
wing ging denken. Het Provinciaal
Elektriciteitbedrijf drong aan op elektrificatie
van het gemaal. Een stoomgemaal heeft drie tot
vier uur nodig voor er gemalen kan worden.
Met elektriciteit is dat een kwestie van het om
draaien van een knop. Er werd een jaar gewikt
en gewogen. Er was een alternatief voor elektri
citeit en dat was de dieselmotor. Het bestuur
vond die elektrificatie blijkbaar een wat al te
onzekere nieuwigheid en koos voor de als dege
lijk bekendstaande dieselmotoren. Werkspoor
uit Amsterdam kreeg in 1935 de opdracht voor
het plaatsen van twee dieselmotoren van elk
De twee Schotse vlampijpketels met elk drie vuurgangen in het ketel
huis van het poldergemaal. Links op de foto is de voorgevel van het
gemaal aan de Huygendijk (foto uit 1929 van Delemarre, Alkmaar;
Reg. Arch. Alkmaar nr. RAA003013079).
Het interieur van de machinekamer in het stoomgemaal aan de
Huygendijk. We zien twee Compound stoommachines. De voorgevel
van het gemaal bevindt zich achter de machines. Achter de muur
links is het ketelhuis waar de stoomketels staan. Op de foto het per
soneel, Piet Brink (links) en Jan Bult (foto uit 1929 van Delemarre,
Alkmaar; Reg.Arch. Alkmaar nr RAA003013080).