VEENHUIZEN IN DE MIDDELEEUWEN Het dorp Veenhuizen ligt in het noordoosten van de gemeente Heerhugowaard. In 1854 kwam Veenhuizen door een gemeen telijke herindeling bij Heerhugowaard. Laatstgenoemde ont stond als droogmakerij in 1631 toen het meer de Waard werd drooggelegd. Veenhuizen heeft nooit onder water gestaan en is dus veel ouder dan de gemeente waartoe het dorp nu behoort. Over het Veenhuizen van vóór 1631 is vrijwel niets geschre ven. Van kaarten uit die tijd is bekend hoe het landschap er toen uitzag. Het is mogelijk aan de hand daarvan en aan de geschiedenis van de omliggende dorpen een reconstructie te schetsen hoe Veenhuizen waarschijnlijk is ontstaan. Veenhuizen behoort tot het Geestmerambacht, een gebied dat zich uitstrekt vanaf de duinen bij Schoorl en Bergen in oostelijke richting. Veenhuizen vormt daarvan het meest oostelijke deel. Ten oosten van Veenhuizen ligt het indertijd zogenoemde Hoogwouderambacht en noordelijk het Niedorperambacht. Veenhuizen ligt dus op een kruispunt waar drie ambachten bij elkaar komen die elk een eigen ont staansgeschiedenis hebben. Het Geestmerambacht was weer onderverdeeld in kleine districten die koggen werden ge noemd. Veenhuizen behoorde tot de Langedijker Kogge. Voor de oudste geschiedenis van Veenhuizen moeten we te rug naar de negende eeuw, toen er alleen nog bewoning mo gelijk was op de hoge gronden zoals de kuststrook en op Texel en Wieringen. Achter de duinen lag een enorme veen- wildernis. Vanaf het jaar 800 tot 1100 werd dit ontgonnen en geschikt gemaakt voor bewoning. De ontginning van het veengebied van het Geestmerambacht vond plaats vanuit Schoorl en Bergen van west naar oost. Veenhuizen was bin nen dit ambacht het laatste deel dat werd ontgonnen. Dit moet hebben plaatsgevonden voor of rond 1100. De impuls om het veen te ontginnen werd beïnvloed door een sterke toename van de bevolking in de kuststrook, maar ook door de ontbossing en verstuiving van de duinen, die vermoedelijk door de mens veroorzaakt werd. De strandwallen werden minder aantrekkelijk voor bewoning, ter wijl de veenmoerassen door de droogte die toen heerste juist aanlokkelijk werden. Door het graven van sloten werd het veen ontwaterd waardoor dit gebruikt kon wor den als landbouwgrond. Men trok het veengebied in tot men een kavelblok van voldoende grootte had bereikt. Daar groef men van noord naar zuid een sloot, die de functie had het te verkavelen gebied af te sluiten van het nog niet ontgonnen gebied. Vanaf deze sloot (veenontginningsas) wer den haaks hierop en parallel naast elkaar, de nieuwe kavelsloten gegraven. De zo ontstane lange rechthoekige kavelblokken waren oorspronkelijk ongeveer 20 hectare groot. Veenontginning Het veengebied werd in verschillende fasen ontgonnen. Op het moment dat men be hoefte kreeg aan nieuwe akkers trok men weer ongeveer vier tot vijf kilometer het veengebied in om een nieuwe veenontgin ningsas te graven. Vervolgens werd het nieuwe afgebakende gebied verkaveld door het graven van sloten. Het laatste stuk dat van het Geestmerambacht werd ontgonnen, was Veenhuizen. Daar stootte men op de mogelijk eerder of gelijk ontgonnen gebie den van Niedorp en Hoogwoud. Dit is nog goed te zien aan het oude kavelpatroon van dit gebied. Het verkavelingspatroon van het Geestmerambacht strekte zich dus uit van Schoorl tot aan de huidige Korte Langereis die Veenhuizen aan de oostzijde begrensd. Aanvankelijk vormde het gebied van Noord- en Zuid-Scharwoude (Langedijk) en Veenhuizen een eenheid. Doordat het zuidelijk gelegen meer De Waard (het huidige Heerhugowaard) in noordelijke richting uitbreidde, werd de oude verkaveling westelijk van Veenhuizen Henk Komen West-Friesland was in de Middeleeuwen verdeeld in vier am bachten. Veenhuizen behoorde tot het Geestmerambacht en daar binnen tot de Langedijker Kogge. NIEDORPERAMBACHT HOOGWOUDERAMBACHT Veenhuizen RECHTE RA MBAGH Hoorn Medemblik GEESTMERAMBACHT i Schoorl^ LJ' Bergen Alkmaar

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2019 | | pagina 8