20. De familie Schouten In een wankele platte boot, varen twee mannen door de sloot. De boot van hout is zwart geteerd, heeft kop noch staart en is verweerd. en oud en kent de luxe niet; hij is van Jan Schouten en broer Piet. Zolang ik mij herinneren kan, varen de broeders Piet en Jan het bietenblad van hun land, aan de Oostertocht naar de overkant. Bestemd voor de koeien en het paard, dat heel moe is en hoogbejaard. Het paard trekt kar, ploeg en eg en brengt hele vrachten weg. En na wat lijfelijk gepoets, volgt 't inspannen voor de koets. En ik zag hoe Opie Schouten, krom erg moeizaam in de wagen klom. Opie Schouten! Was ze jong geweest? Mooi en vrolijk, of soms bedeesd? Droeg ze ooit eens korte rokken, kleurig met ruiten of met blokken? Had zij weieens rechtop gestaan, was ze ooit eens naar een bal gegaan? Oh, wat heb ik veel nagedacht over haar, als ik er te lopen placht, en ik volgde haar met zijn ogen. Bijkans dubbel gebogen, gaat zij in haar lange rokken, schommelend langs schuur en hokken. Boent emmers en de melkbussen, en strooit kruimels voor de mussen. Zij plukt de spruitjes op het land en raapt de appels in een mand. Piet legt ze op de zolder neer, voorzichtig, naast de dirkjes peer. Jan kan, hoewel zeer goed van aard, danig mopperen op zijn paard. Ach dat paard, dat moest zo zwoegen, maar was te oud om nog te ploegen. Daarom ook staat het dikwijls stil, en dat is iets wat Jan niet wil. Jan kaart graag, zoals hoog jassen, een spel van bieden en van passen. Al jaren speelt hij met mijn vader, daarom sta ik hem wat nader. Zodat ik eens appels plukken mocht en de plank overlopen over de tocht. Broer Piet, een ietwat stille man, daar krijg ik moeilijk hoogte van. Steeds rookt hij een pijpje, die Piet, maar ergens heengaan doet ie niet. En dan die passen die hij neemt, die zijn heel groot en dat is vreemd. Ook heb 'k de vader nog gekend, die had lupus, die arme vent. Daarover werd niet gesproken, maar de man moest schier gebroken zijn geweest van pijn en van verdriet, maar dat tonen Westfriezen niet. Ik zie voor mij zoals het was, geen mens liep toen uit de pas. Het leed, de zorg, de pijn, 't gezwoeg, Dat was iets dat men lijdzaam droeg. Zij hebben heel de weg doorlopen, de Schoutens, maar Petrus' poort stond open! 1985 Bert Sprenkeling

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2018 | | pagina 22