HEERHUGOWAARDSE GEMEENTELIJKE
ARMENZORG TIJDENS DE CRISISJAREN
De crisisjaren in Nederland begonnen in 1929 en eindig
den officieel in 1939, hoewel sommigen van mening zijn
dat de economische depressie tot de 2e Wereldoorlog
duurde.
Op zwarte donderdag, 24 oktober 1929 stortte de
Amerikaanse beurs volledig in. De situatie in Nederland
voor deze crash was al enigszins precair omdat
Duitsland de grootste handelspartner van Nederland
was geweest. Met het einde van de le Wereldoorlog was
er in Duitsland geen ruimte meer voor luxegoederen zo
als bloemen. En goedkope kolen en agrarische produc
ten werden vaak uit Polen geïmporteerd.
De Nederlandse regering besloot in deze situatie over te
gaan tot protectionisme. De export halveerde en de han
del kwam vast te zitten. Men wilde de productie van
goederen niet verminderen maar de koopkracht liep wel
terug. Deze overvloed aan goederen kon dus niet ver
kocht worden. Omdat er geen vraag meer uit het buiten
land kwam moesten bedrijven hun werknemers ont
slaan. In 1929 waren er 18.000 werklozen in het land en
in 1938 453.300. Voor elke 4 arbeiders was er één die
langer dan een jaar werkeloos was.
Ook in Heerhugowaard - een gemeente met veel agra
riërs, tuinders en neringdoenden - werden de gevolgen
van de crisis snel zichtbaar. De armoede werd steeds
groter.
De armoedebestrijding van de regering
Werkelozen ontvingen van de regering
steun, een financiële toelage dus. Deze
steun konden alleen mannen ontvangen;
vrouwen en kinderen waren hiervan uitge
sloten. Het geld moest voldoende zijn
voor de eerste levensbehoeftes zoals huur
en voor eenvoudige maaltijden. Er werd
geen rekening gehouden met de grootte
van het gezin en de algemene gezinssitu
atie. Ook mocht de steun natuurlijk niet te
hoog zijn; anders zou men de luie mensen
aanmoedigen om niet te werken.
Om voor deze steun in aanmerking te ko
men moest men zich een of twee keer per
dag bij een stempelloket melden. Met deze
stempels kon men bewijzen dat er
niet"zwart "bijgeklust werd. Aan het eind
van de week - als men alle stempels kon
laten zien - kreeg men een uitkering van
de regering. Dit ervoer men als een bijzon
der vernederende maatregel. Sommige
mannen vroegen daarom ook - ondanks
hun zwakke gezondheid geen steun aan en
probeerden als mollenvanger, petroleum-
venter en het werken aan een breimachine
het hoofd boven water te houden.
In deze tijd werd ook de werkverschaffing
opgezet om de werkelozen iets nuttigs te
laten doen. In Heerhugowaard waren de
dichtstbijzijnde projecten de bouw van de
Wieringerwaard en de landbouw in de
Schermer. Dit waren geen echte banen
maar zeer zwaar lichamelijk werk tegen
een loon van tussen de 6,50 en 8 gulden
per week. Bovendien waren de mannen
vaak tijden van huis tijdens deze werkver
schaffing.
Een bijzonder schrijnend voorbeeld van
een wanhopige werknemer werd direct aan
de burgemeester vaan Heerhugowaard ge
stuurd - bij de regering kon met uiteraard
niet aankloppen.
"Burgemeester - het kan toch nooit om
van 6 gulden steun per week te leven.
En nu ik in de Wieringermeer voor 14 da
gen een loon van 8 gulden heb, heb ik bij
na geen geld om brood in huis te halen.
Ook heb ik geen geld om aardappelen en
groenten te halen. Ik verricht zwaar werk
en moet het met 5 sneetjes brood per dag
doen. Daarom vraag ik om meer steun om
dat ik een huisgezin van 8 personen heb en
niet van 14 gulden voor 14 dagen kan le
ven
De gemeente keek naar de directe toe
dracht van de situatie:
"Op zaterdag is aan deze man 14 gulden
uitgekeerd vanwege zijn werk in de
Schermer. Maandags en dinsdag heeft hij
als werkeloze gestempeld. Woensdag heeft
hij ivm met de begrafenis van Prins
Hendrik niet gewerkt. Donderdag heeft hij
gewerkt en vrijdag en zaterdag was hij bij
de dokter. Dus heeft hij in deze week geen
loon ontvangen. Toch denkt men om hem
in deze week (gezien de gezinssamenstel
ling steun te verlenen.
Petra Aengenheyster