OORLOGSHERINNERINGEN UIT 'T KRUIS
Marcel Dekker heeft een paar jaar geleden een
aantal oorlogsherinneringen opgeschreven van
bewoners van 't Kruis. Twee jaar geleden hebben
wij er ook een paar gepubliceerd. Hieronder de
verhalen van mevr. Corrie Kruijer-Stuijt en mevr.
Gerarda Beers-de Goede.
Ik ben opgegroeid op Jan Glijnisweg 2. We hadden
geen radio. Al het nieuws hoorde je van anderen en
via via hadden we wel vernomen dat het rommelde
in Duitsland. Maar toen de oorlog ook Heerhugo-
waard bereikte, was het menens. De Duitsers trokken
in grote getale lopend en met de auto het dorp in.
Wat konden die mannen zingen! Wel werden de re
presailles direct merkbaar. De ramen moesten wor
den verduisterd, zodat de huizen 's nachts niet zicht
baar waren. Door de nachtklok mochten we van
20.00 uur 's avonds tot 7.00 uur 's ochtends niet naar
buiten. Moesten we in het donker op de fiets naar
buiten, wat in de winter weieens gebeurde, moest de
fietslamp zo verduisterd zijn, dat er alleen een klein
streepje zichtbaar was. Dan konden tegenliggers je
wel, maar vliegtuigen je niet zien. We woonden op
een boerderij, dus we hadden genoeg te eten. Maar
in de grote steden was dat wel anders. In 1943 wer
den we gevraagd of we tijdelijk een kind uit
Rotterdam in huis wilden nemen, zodat hij kon aan
sterken en even in een andere omgeving tot 'rust' kon
komen. Dat hebben we natuurlijk gedaan.
In de zomer van 1943 werden bussen vol kinderen
naar het platteland vervoerd en kwam Anton voor het
eerst bij ons thuis. Zes weken lang heeft hij bij ons
doorgebracht. Daarna ging hij weer naar huis met de
bonkaarten die wij thuis niet gebruikten. Op verzoek
van zijn vader heeft hij ook de daarop volgende jaren
de zomer bij ons doorgebracht. Ik zag hem als mijn
"oorlogsbroertje" en heb nog steeds contact met
hem. Door de boerderij waren we in principe goed
zelfvoorzienend met betrekking tot eten. Maar de be
zetter eiste dat ieder boer een aantal bunders land be
schikbaar stelde om tarwe voor de Duitsers op te
verbouwen. Wij hadden een goede lap grond, dus
ook wij moesten tarwe verbouwen. Natuurlijk met
tegenzin en als ze even niet keken gingen er een
paar zakken de schuur in. Dankzij onze Duitse buur
vrouw hadden wij ons paard nog. Op een avond
werd er op het raam gebonsd. Het waren Duitse sol
daten die kaas wilden hebben. We karnden zelf wel
kaas, maar dat was voor eigen gebruik, dus niet veel.
We vertelden hen dat we het niet hadden, maar zij
hadden gehoord dat wij ook voor de handel
karnden. We wisten wel hoe het kwam dat
ze bij ons stonden. Want een buurman die
wel voor de handel kaas maakte, droeg de
zelfde naam. Maar natuurlijk zeiden wij
niets. Gevolg was dat het hele huis overhoop
gehaald werd. Alles werd onderzocht en ook
de schuur werd niet ongemoeid gelaten. Ze
vonden natuurlijk niets en vertrokken weer.
Toen we later in de schuur kwamen, lag daar
alleen nog de kop en de poten van ons var
ken. De romp hadden ze meegenomen. Dat
beeld vergeet ik nooit meer.
De overgaande vliegtuigen vond ik het
meest beangstigend. De Duitsers hadden bij
het vliegveld bij Bergen een afweergeschut
staan, waarmee ze de geallieerde vliegtuigen
naar beneden probeerden te schieten. Dat
geluid was van heinde en verre te horen.
Tegen het einde van de oorlog kwamen er
met regelmaat geallieerde vliegtuigen over
vliegen om doelen in Duitsland te bombar
deren. In december 1944 begon ons hondje
plotseling te janken. Kort daarna volgde een
hels kabaal, waarop we onder de tafel
kropen om te schuilen. Eén van de vliegtui
gen werd neergehaald en stortte vlakbij ons
huis neer. De drie piloten waren spoorloos,
maar een paar weken later dreven hun lijken
in de ringvaart voorbij.
Na de Dolle Dinsdag in september 1944 was
de hoop nabij dat Nederland snel bevrijd
zou worden. De geallieerden konden minder
snel oprukken dan verwacht, waardoor het
zuiden van het land wel was bevrijd, maar
wij in Noord-Holland nog niet. De Duitsers
kregen het benauwd en werden steeds stren
ger. Vaker werden mensen lukraak opgepakt
en ook mijn broer Niek moest nog meer op
zijn tellen passen. Omdat mijn vijfjaar ou
dere broer bij mijn ouders woonde, was
Niek al eerder ondergedoken bij de buren,
maar het werd nu nog riskanter. Eén van
mijn neven vluchtte met twee anderen jon
gens via het water het Ouweland bij De Rijp
in, maar werd op de vlucht neergeschoten.
Rond half april vluchtten Duitse soldaten de
Afsluitdijk over. In hun tocht moesten ze
ook een slaapplaats hebben, dus kregen wij