BOER BLAUW VERTELT.. 49. In de jaren 90 van de vorige eeuw werd er door de Wijkvereniging van de Schilderswijk een maandblad uitgegeven. De Ezelsbrug Via-via kregen wij, Historisch Heerhugowaard, een aantal van deze maandbladen in handen. Een van de schrijvers in dit maandblad was boer Blauw. Hij schreef vermakelijke stukjes vanuit zijn eigen leven en herinneringen. Het leek ons een mooi eerbetoon aan boer Piet Blauw om in De Overhaal zo af en toe een van zijn verhaaltjes opnieuw te publiceren. Hooitijd Een bekend en veel gebruikt gezegde, dat vroeger, maar ook nu nog vaak te pas en te onpas gebezigd werd in werksituaties die niets met hooi en hooioogst hadden te ma ken. Bijvoorbeeld, als beeldspraak ten op zichte van de huisdokter in een griepperiode, of als schaatsenslijper in een ijstijd. Dan sprak men van 't is voor hem nu hooitijd". Het was afgeleid van de vroeger zo duidelijk alles overheersende hooioogstdrukte. Mijn herinneringen in deze gaan ongeveer tot de jaren 1913/1920 en later. Het wel en wee van de boer, van zijn gezin, van zijn mede werkers en belanghebbenden en ook van het vee zelf, hing voor een groot deel af van juist het hooi.Het hooi was de basis voor de voeding van het vee gedurende de zes wintermaanden. Heel lang is dat nog zo ge bleven. Pas de laatste tientallen jaren heeft hooi voor een groot deel plaatsgemaakt voor de voordrooggraskuil en ook veel maisteelt. Dit wordt praktisch allemaal mechanisch ge- oogst en opgeslagen onder plastic. Omdat hooi in die vroeger jaren nog bijna geheel een handarbeid product was, werd door veel boeren gebruik gemaakt van seizoenarbei ders, speciaal voor het handmaaien met de zeis. Veelal waren dat mannen uit Gelderland of Drenthe. Vaak aangeduid als "poepen" zonder dat dit discriminerend werd bedoeld. Deze hadden vaak zelf een "keu ter "bedrijfje wat dan enkele weken door hun vrouw en/of kinderen moest worden behar tigd. Wat handmaaien betrof waren ze spe cialisten. Ze kwamen dan met de nachtboot vanaf bijv. Harderwijk, over de toen nog Zuiderzee naar de markt in Hoom, Purmerend of verder met de trein vrijdags naar de Alkmaarse Kaasmarkt. Bepakt en bezakt met hun eigen zeis, hamer en haarspit om zich aan te bieden bij de boeren. Soms raakten ze dan na wat loven en bieden, met de kaaswagen mee naar hun nieuw baas. Sommigen hadden reeds een vaste relatie van al meerdere seizoenen. Zo ook bij ons. Dat waren Janus uit Voorthuizen en Petrus uit Bameveld. Ze kregen hun verblijfplaatsje op de dorsch met 2 stoelen, een tafeltje en een provisorisch bed van hooi. Een andere plaats was er moeilijk. De koegang was 's zomers volledig in gebruik door de kaas-en botermakerij, met kaasrekken, pers en karn- zoutkist, pekelbak en stookplaats. Slaapkamertjes boven hadden we toen ook nog niet. Ze waren op eigen kost en mijn moeder nam elke dag vijf stoeten van de bakkerskar, wat ze dan gebruikte met o.a. stroop en spek. Dit hadden ze nodig want het was zwaar werk en ze maakten lange da gen. 's Avonds had moeder dan nog een por tie brij (gortepap) voor hen. Alleen 's zon dags werden ze in het gezin opgenomen en aten ze mee met de warme maaltijd en droe gen ze hun zondagse Veluwse pak. Als het door hen gemaaide gras enkele dagen was bestorven begon voor ons het met de hand- hark keren, wat de volgende keren met de Bobby" hooischudder gebeurde. Dit was het begin van de mechanisatie). Bij goed weer na nog enkele dagen opwieren met de Ransomes" harkmachine de tweede in het mechanische systeem) konden we met de hooivork de hopen opbouwen. Maar soms Hannekemaciiers, ook Poepen genoemd. Ze kwamen vooral uit de noordoostelijke provincies in Nederland en uit Westfaien.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Overhaal: historisch magazine Heerhugowaard | 2017 | | pagina 51